171
We mogen aannemen, dat onder erven hoofdzakelijk werden
verstaan de gronden gelegen binnen nederzettingen en onder landerijen
de daarbuiten gelegen eigendommen; dus ontbraken voorschriften
voor de vastlegging der metingen binnen de steden.
Van eigenlijke grensafpaling was nog geen sprake; een uitzon
dering hierop leverde artikel 15 voor zoover het de publieke verkoop
van landerijen betrof. In dat geval moesten zelfs de grensscheidings-
punten van grenssteenen (limietsteenen) worden voorzien, waarbij
den landmeter de vrije hand werd gelaten in de keuze der plaatsen.
Waarom deze uitzondering? Het antwoord ligt verscholen in de
laatste zinsnede van de le alinea van art. 15: tenzij dat deze (de
eigenaar) zich voor alle geschillen daaromtrent verantwoordelijk
stelle". Dat wil dus zeggenindien het Gouvernement niet aan
sprakelijk gesteld kon worden, behoefde geen opname plaats te hebben
en derhalve ook geen merking der grensscheidingspunten met limiet
steenen.
Zoodra echter de belangen van de overheid op het spel stonden
was grensverzekering voorgeschreven. Dit gold niet alleen voor de
opnamen ten behoeve van publieke verkoop doch in zekeren zin voor
alle opnamen waarbij het Gouvernement betrokken was. Immers op
meting van landerijen had meestal slechts plaats bij afstand dier
gronden door het Gouvernement: in dat geval was artikel 5 van toe
passing en kon gesproken worden, gelijk we reeds zagen, van een
indirecte grensverzekering.
De behartiging der belangen van de particuliere eigenaren werd,
geheel in overeenstemming met den geest van den tijd, overgelaten
aan die eigenaren zelfzoover strekte de zorg van de overheid nog
niet.
Het gebruik van het woord limietsteenen" in art. 15 als een
vanzelfsprekendheid kan een aanwijzing zijn dat men gelijk boven
is aangenomen reeds voor 1837 met het gebruik ervan vertrouwd
was.
De tot nu toe besproken bepalingen golden slechts voor lande
rijen en we zagen reeds dat ze voortsproten uit een streven naar
beveiliging van de belangen des Lands.
Doch dok bij de verzekering van de gronden binnen de steden
en hun omgeving, de erven dus, konden zij het in mindere mate
de belangen der overheid betrokken zijn.
Hierin was op andere wijze voorzien. Artikel 9 der Instructie
van 1837, dat we hier in zijn geheel weergeven om tevens een inzicht
te krijgen in de beteekenis der later uitgevaardigde bepalingen, luidde