175
2e. De instructie gold voor alle opmetingen van landerijen en ging
van de veronderstelling uit, dat daarvan geen blokkaarten beston
den. In de voorschriften van 1874 werden maatregelen getroffen
uitsluitend voor Gouvernementsgronden en dan nog alleen voor
zoover ze niet op blokkaarten voorkivamen.
Uit art. 3 der ordonnantie van 1874 blijkt dat de bepalingen niet
alleen golden voor de uitgifte in huur of erfpacht, doch ook voor
die in eigendom of opstal. Daar de kleine perceelen, die het
Gouvernement in opstal en eigendom uitgeeft, toch bezwaarlijk
met den naam „landerijen" bestempeld kunnen worden, mag uit
e.e.a. geconcludeerd worden dat in de Instructie onder landerijen
werden verstaan, de perceelen die niet op blokkaarten voor
kwamen.
3e. De Instructie liet den landmeter vrij in het aanmeten van vaste
punten (hij had zooveel mogelijk de punten aan te geven) de
regeling van 1874 daarentegen schreef het plaatsen van merk-
teekens imperatief voor, waar die vaste punten ontbraken.
Hieruit is weer af te leiden, dat als de vaste punten er waren,
deze, voorzoover het betref Gouvernementsgronden, moesten
worden aangemeten.
4e. Uit de Instructie bleek niet waartoe de metingen bestemd waren;
S. 1874 (2e alinea van art. 1) deed duidelijk uitkomen, dat hier
gedacht moest worden aan metingen ten behoeve van de opma
king van meetbrieven.
5e. Een belangrijk verschilpunt leverde artikel 3 op: naast de straf
bepalingen, opgenomen in S. 1872-65, gericht tegen het schenden
van merkteekens, geplaatst ten behoeve der geodetische en ka
dastrale triangulaties, werd nu ook het niet-onderhouden der
geplaatste merkteekens met straf bedreigduiteraard was deze
sanctie alleen van toepassing m.b.t. merkteekens, ingevolge de
bepalingen van S. 1874 geplaatst.
Ondanks al deze verschilpunten was de strekking der nieuwe
bepalingen geen andere, dan die neergelegd in art. 15 van de Instructie
van 1837, een strekking, die tenslotte ook aan art. 7 dier ordonnantie
ten grondslag lag: ook thans waren het n.h.v. weer de belangen van
het Gouvernement d.i. het Gouvernement meer bezien als domein
heer, eigenaar, dan wel als overheiddie leidden tot leggen van
lasten op particulieren.