176
Behoudens in het geval van art. 15 der Instructie was van eigen
lijke gr^n^merkteekens, van limietsteenenvan afpaling der grenzen
dus, ook in de ordonnantie van 1874 geen sprake. Wel luidde de con
siderans van de laatste ,,ter verzekering der juiste grenzen", doch
dit betrof een indirecte verzekering, die slechts waarde had via het
naar aanleiding van de metingen opgemaakte stuk. Zonder dit schrif
telijk hulpmiddel was het niet mogelijk aan de hand der geplaatste
merkteekens na te gaan hoe het verloop der grenzen van een perceel
was, hetgeen bij de directe verzekering, de „afpaling", juist het doel
is. Wel dienden derhalve de merkteekens tot grensvastlegging, doch
niet tot grensaanduiding. Dat deze opvatting strookt met den uitleg,
die de Regeering aan de bepalingen betreffende grensverzekering gaf
moge blijken uit het volgend gedeelte van het rondschrijven van den
1875 Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 17 September 1875 no.
9344 (bijbl. 2997), gericht tot de Hoofden van Gewestelijk bestuur:
„Uit de tot dusverre bij mijn Departement ontvangen meetbrieven en
kaarten, betrekking hebbende op aanvragen om gronden in erfpacht, huur,
eigendom of opstal, blijkt evenwel bij herhaling, dat de bedoeling der Re
geering met die mcrkteekenen of in het geheel niet of zeer onvolkomen
begrepen wordt.
Zoo is het reeds voorgekomen, dat op de kaart of schetsteekening slechts
een enkel merkteeken was aangegeven, niettegenstaande het boven aan
gehaald Staatsblad duidelijk spreekt van mcrkteekenen, dus van twee of
meer. Op anderen, zijn slechts tijdelijke mcrkteekenen, als houten paaltjes,
boomen enz. opgenomen, alsof niet uitsluitend steenen merktcekenen waren
voorgeschreven.
Niet zelden worden de merkteekenen uiterst onoordeelkundig geplaatst,
en de daar tusschen gelegen omtrekken van het perceel, die dikwijls de
grilligste bochten en wendingen vertoonen, aangegeven door de lengten en
richtingen der samenstellende deelen of lijnen, ten gevolge waarvan, zonder
eenig nut, bladzijden worden opgevuld met getallen van graden en meters.
Het streven moet zijn om, door het kiezen op plaatsen van vaste merk
teekenen op het terrein, en het aangeven van die punten op de kaarten of
teekeningen, de meting zoodanig vast te leggen, dat men ten allen tijde het
gemeten terrein volgens de kaart of meetbrief opnieuw kan uitzetten.
Een enkel merkteeken is daartoe natuurlijk niet voldoende, aangezien
men bij het op nieuw uitzetten van dat merkteeken of dat vaste punt uit
gaande, na enkele slagen al spoedig buiten de richting of grens zou zijn.
Bij het gebruik van tijdelijke merkteekenen, bestaat veel kans dat die
vaste punten verloren gaan, en het is juist ter voorkoming daarvan, waar
door het niet mogelijk zou zijn het opgemeten terrein met nauwkeurigheid
terug te vinden, dat de Regeering het plaatsen van steenen mcrkteekenen
verlangt.