183
Van meer belang is de aanvulling die de volgende artikelen
brachten. De verschilpunten met de vroegere regeling waren in hoofd
zaak de volgende:
le. De pilaren kregen andere afmetingen; de hoogte van minstens
1 m boven den grond en de omtrek van 0.3 X 0.3 m werd ver
vangen door een hoogte van 0.6 m boven den grond en een
omtrek van 0.5 X 0.5 m.
De ranke paal werd vervangen door een massieve; waarschijnlijk
omdat de eerste te veel „onderhoud" eischte.
Bovendien deed de „paalfundeering" haar intrede in de grens-
verzekeringsbepalingen
2e. Opvallend is het voorschrift dat de palen nummers moesten dra
gen, overeenkomende met die op den meetbrief. Wat men hiermee
trachtte te bereiken Misschien was het bedoeld als een aan
sporing voor den eigenaar om beter zorg te dragen voor het
onderhoud der merkteekens, althans als een middel om anderen
van storing te weerhouden. Hoe het ook zij, aan deze bepaling
schijnt nagenoeg nooit de hand te zijn gehouden, zoodat ze een
doode letter bleef.
3e. In de vorige bepalingen was niets vastgesteld omtrent het aantal
der te plaatsen palen, tenzij men in de uitdrukking„het stellen
op de meest doelmatige plaatsen" een aanduiding meent te kun
nen zien. De verordening van 1882 gaf uitdrukkelijk dat aantal
aan en maakte het afhankelijk van de oppervlakte der perceelen.
Als minimum werd 2 aan genomen, daar men zich blijkbaar op
het standpunt stelde„één pilaar is geen pilaar".
4e. Tn de nieuwe verordening werd niet meer gesproken van „het
stellen op de meest doelmatige plaatsen", denkelijk omdat men
met dat tot den aanvrager gerichte voorschrift weinig gunstige
resultaten had geboekt. Door aan te geven dat de plaatsing tijdens,
instede van vóór de meting en niet enkel „tot genoegen, doch
„op aanwijzing" van den landmeter de eenige die bevoegd
was de doelmatigheid der plaatsing te beoordeelen moest plaats
hebben, meende men n.h.v. vertraging in de meting te kunnen
voorkomen en den belanghebbenden het maken van onnoodige
kosten te kunnen besparen, te meer waar tevens was voorge-