207
den Triangulatiedienst, tevens Landmeter van het Kadaster, Hoofd
van het bureau van den Landmeetkundigen Dienst en Ir. J.G. Fortuin,
adjunct-hoofdingenieur van den Algemeenen Dienst van Rijkswater
staat.
Het officieele verslag dezer delegatie kan nog niet opgemaakt
worden, daar de congrespublicaties, -debatten en -akten, betreffende
het verhandelde, tot op heden nog niet toegezonden zijn. Waar o.a.
ook de debatten stenografisch werden opgenomen, werd het maken
van uitgebreide aanteekeningen door mij onnoodig geoordeeld.
Ik debarkeerde op 2 October 1938 te Genua en kwam op 4 Octo
ber te Rome aan. Intrek werd genomen in de Albergo Quirinale,
alwaar de Nederlandsche delegatie verblijf hield; uiteraard werd door
mij dadelijk contact gezocht met de leden dier delegatie.
In het hierbij gevoegde programma zijn alle gegevens verzameld
welke betrekking hebben op de leiding, organisatie, e.d. van het
Congres; kortheidshalve moge ik terzake ernaar verwijzen voor nadere
gegevens.
Het technisch programma was verdeeld in vijf punten, welke in
vijf commissies tegelijkertijd werden behandeld. En wel:
T. Het Kadaster.
II. Methoden en Instrumenten. Toepassing der Photogram-
metrie bij het Kadaster.
III. Stedebouw en Streekplannen.
IV. Vakopleiding.
V. De jonge Landmeters.
Door het Hoofd der delegatie werd beslist dat het lid P.J. Hamel
berg ZHG1. zou vervangen als rapporteur van Commissie II; ook het
lid J.G. Fortuin zou in deze Commissie zitting nemen, gezien de be
langrijkheid van het tweede behandelde onderwerp voor den Alge
meenen Dienst van den Rijkswaterstaat. Ondergeteekende zou zitting
nemen in Commissie I.
Ter inleiding van de besprekingen in de commissies waren talrijke
rapporten binnengekomen. Een lijst hiervan is te vinden in het reeds
genoemde programma. De verzamelde rapporten waren in druk ver
schenen, doch werden eerst op het Congres zelve beschikbaar gesteld.
Deze vijf bundels zijn door mij verzameld en hierbij gevoegd.
Het bleek mij dat talrijke congressisten het bezwaarlijk vonden
dat deze rapporten niet geruimen tijd te voren aan de deelnemers
waren toegezondeninderdaad komt het de onderlinge gedachtcnwis-
seling niet ten goede indien men, practisch even vóór de besprekingen,