216 welk elk mede eigenaar zoo wel voor zijn eigen aandeel als insolidurn voor liet geheel verbonden is, behoudens zijn regt van terugvordering tegen zijne mede deelgenoten, en krachtens het welk elk mede eigenaar niet verhinderen kan de uitwinning, het zij voor het geheel, het zij van het gedeelte door hem bezeten, door de voldoening van zijn aan deel in den aanslag. Willekeurige daden van bijzondere personen in overeenkomsten opgenomen, oefenen op deze ondeelbaarheid blijkens de derde alinea van art. 46 der ordonnantie genen invloed uit, doch dat daar en boven de genieenschap onder welke ecnig perceel, buiten overeenkomst, door erf regt of erfstelling geraakt, deze ondeelbaarheid ongeschonden laat, volgt uit den aard van het verband aan den Lande toegekend, en is eene grondstelling door de regtsgeleerden aangenomen, zoo als blijken kan uit Voet ad h. Tas. que potiores in pignore No. 4, de Groot's inleiding 2.48.53. van de Kusel Theus 458. Holl&ndsche consultatien 2 No. 11 en 3.2 No. 114 benevens uit Pothier Traité du contrat de soueté premier Appendus du quasi contrat de communante article 2. Wanneer dus de regtbanken geene zwarigheid blijven maken, om dit regt te erkennen, is eene uitlegging der wet onnodig; zij wordt eerst noodzakelijk, zoodra de doorzetting van dit regtbeginsel tegen stand ontmoet, doch het is in het oog vallend, dat hetzelve voor de inlandsche bevolking bij de oneindige onderdeeling hunner eigendom men, eene hardheid bevat, welke nogthans niet te vermijden is, zonder de invoering van het middel der verponding ten hunnen opzigte on mogelijk te maken. De oneindige onderdeeling van vaste eigendommen, van Inlanders ten gevolge van hun erf regt, is eene bekende zaak, welke de over gelegde Nota ten duidelijkste bewijst, doch aangezien aangenomen is, dat de eigendom van vaste goederen niet anders als door, onder zekere formen opgemaakte, bescheiden bewezen kan worden, komt het nood zakelijk voor, dat aan ieder eigenaar een dusdanig schriftelijk bewijs wordt uitgereikt ten einde in de gelegenheid gesteld te zijn, om zijn regt te kunnen bewijzen. Maar het is uit de bezwaren, welke de toepassing der ordonnan tiën op het middel der verponding, en op de overschrijving van vaste eigendommen ondervindt, duidelijk dat beide verordeningen zich niet voegen naar de instellingen der inlandsche bevolking; weshalve de meer en meer, niet zonder aanzienlijke kosten toenemende verwik keling dezer administratie het tot een gewigtig punt van overweging kan maken, of de vereenvoudiging van den dienst en het gering voor-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 57