219
vie. Dat echter het algemeen welzijn vordert dat de vaste eigen
dommen aan vreemdelingen in de Cotonie toebehoorende, niet langer
willekeurig worden gesplitst en het alzoo regtmatig is te verklaren,
dat vaste eigendommen, bezeten door Europeanen en derzelver af
stammelingen of door vreemdelingen niet tot de oorspronkelijke in-
landsche bevolking behorende, in den onverdeelden staat zullen blijven
in welken zij zich thans bevinden.
4e. Dat het alzoo noodig is de overschrijving dier onverdeelde
eigendommen ten name van meer dan eenen eigenaar te verbieden,
zonder toestemming van het plaatselijk bestuur, alwaar het goed ge
legen is.
Se. Dat het daar en boven dienstig is te bepalen dat die on
verdeelde eigendommen bij erfregt of erfstelling door meer dan een
persoon gemeenschappelijk verkregen, zullen moeten worden verkocht
bij aldicn de plaatselijke Besturen van oordeel zijn, dat derzelver over-
dragt ten name van velen tot eene den lande schadelijke verbrokkeling,
het zij dadelijk, het zij in de gevolgen, leidt.
6e. Dat het eindelijk volkomen regtmatig is aan de landmeters
te verbieden om tot de splitsing van eenig eigendom overtegaan al
vorens de bevoegdheid tot die materiele splitsing door het plaatselijk
Bestuur schriftelijk is toegestaan.
7e. en dat het ten slotte nuttig kan zijn aan de Rooimeesters
te gelasten, om zoo veel mogelijk tegen te gaan, de oprigting van
dusdanige gebouwen, door welke aanleiding tot eene den Lande scha
delijke splitsing van vaste eigendommen gegeven wordt.
Het is mij bekend dat deze voorstellen in veler oogen den toets
van vrijzinnigheid niet zullen doorstaan, doch bewust welke nadeelige
gevolgen eene onderdeeling van vast eigendom, op landbouw, indus
trie en vermeerdering van armoede hebben uitgeoefend in landen
waar vrijzinnige beginselen met overdrijving zijn aangekleefd, heb ik
niet geschroomd eene beperking van het regt van eigendom, zoo als
hetzelve tot heden toe verstaan is, voor te dragen, ten einde in allen
gevalle aanleiding te geven, dat het door UWEGestr. aangeduide en
uit den aard der zake steeds toenemende kwaad in deszelfs oorsprong
worde beschouwd en in deszelfs wortel worde aangetast.
De raad in het hooggerechtshof belast met de functien van Pro
cureur Generaal.
(w.g.) C. VISSCHER.