220 BOEKBESPREKING. Mr. H. J. Noordewier, Inleiding tot de studie van het Indisch rechts- eigen. Uitgave G. C. T. van Dorp Co. N.V. 1940, XII 159 blz. Mr. Noordewier vangt zijn „Woord vooraf" aan met de mcdedeeling, dat deze „inleiding" bestemd is voor hen, die zonder een juridische op leiding genoten te hebben kennis wenschen te nemen van rechtskundige onderwerpen van speciaal-Indischen aard, en voor wie de daaromtrent be staande literatuur niet voldoende bereikbaar of verteerbaar blijkt. Even verder zegt S.„In aansluiting op de bekende populaire „schetsen" en inleidingen van en tot het Nederlandsch burgerlijk-, handels- en straf recht, die eveneens ter aanvankelijke oriënteering zijn bestemd, en waarvan ook voor de raadpleging van het Indisch recht gebruik wordt gemaakt, zijn verder de tot die rechtssectoren behoorende onderwerpen, welke een spcci- fiek-Indisch karakter dragen, opgesomd. Zoo op het eerste gezicht zijn deze beide declen van zijn voorwoord met elkaar in strijd. Eerst veronderstelt S. volkomen afwezigheid van juri dische opleiding bij den gebruiker van zijn boek en onmiddellijk daarop raadt hij aan het werkje te gebruiken in aansluiting op Nederlandsche schetsen enz. Dat is alleen mogelijk als S. onder juridisch opgeleiden ver staat juridische candidaten en „met dezen gelijkgesteldcn". Zoo zal hij het dan ook wel bedoeld hebben. Want inderdaad bestudeering van het werkje zonder eenige juridische voorkennis lijkt mij niet wel mogelijk. Zelfs met die „inleidende" kennis is het voor een groot deel onverteerbare kost, daar het voornamelijk slechts de verschilpunten aangeeft tusschen het Nedcr- landsche en Indische recht. De wijdsche titel past dan ook niet voor dit boekje, dat beter tot op schrift had kunnen dragen „Kort overzicht der verschilpunten tusschen het Nederlandsch en Indisch recht". Indien we echter op blz. 1 lezen: „Het staatsrecht kan men leeren kennen uit geschreven rechtsregelen, rechtsregelen, zooals die worden geïnterpreteerd en aangevuld door het staatsrechterlijke gewoonterecht. Die geschreven rechtsregelen en het ge woonterecht worden wel bronnen van het staatsrecht genoemd", dan veronderstelt dat bij den lezer een gemis aan alle elementaire rechts kennis. Evenzoo als de S. op dezelfde blz. den hoogen rang van de grondwet gaat verklaren en op blz. 4 waarschuwt voor verwarring van formeele met mate- rieele wetten. Er zijn meerdere dergelijk volkomen overbodige passages in deze „in leiding" aan te wijzen. 57, waarin een korte verhandeling is opgenomen over het Nederlandsch strafrecht had even goed in de pen kunnen blijven. S. heeft op 2 gedachten gehinkt. Zijn hoofdidee was een werkje te geven, waarin duidelijk de verschilpunten tusschen Indisch en Nederlandsch recht tot uiting kwamen, doch daarnaast heeft hij zich laten verleiden tot

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 61