239
Deze waarde, die dus eventueel nog als vermenigvuldigconstante-
correctie beschouwd zou kunnen worden is echter zoo klein vergeleken
bij de normale waarnemingsfouten van aflezingen met dradenafstand-
meter op cm-baak, dat zij buiten beschouwing kon blijven.
Er is dus verder bij deze eerste reeks proefnemingen géén reke
ning gehouden met constante fouten.
Nu werden dus zonder meer uit de verschillen van gemeten en
ware afstanden, met inachtneming van de vastgestelde gewichten, de
middelbare waarden bepaalddat is dus de middelbare fout in de
gewichtseenheid (100 m) van de enkele afstandsbepaling.
Deze waren (in cm.)
Afstanden
Hoogt ever s ch i llen
Waarne
Waarne
W aarne
Waarne-
mer L
mer II
mer I
mer 11
A. horizontaal
m 13.7
dz 20.8
B. kleine
hellingen
15.
zt 12.5
zt 11.2
zt 11.1
C. groote
hellingen
zh 20.9
zt 16.5
13.4
zt 11.7
gemiddeld
16.5
zt 16.8
zt 12.3
zt 11.4
gemiddeld 1
en II
zt 16.6
12.—
We zien dus dat de gemiddelde mf. in de enkele afstandsbepaling
zt 1.6.6 cm is, in de enkele hoogtebepaling ±12 cm, beide per 100 m.
(De firma Kern geeft geen nauwkeurigheidsopgave, echter gaf de
firma Fennel voor een instrument met soortgelijk diagram op: 20 cm
in de afstand, 10 cm in het hoogteverschil; hetwelk vrijwel overeen
komt met de hier gevonden waarden).
Welke waarde zou theoretisch te verwachten zijn?
Indien we aannemen dat de mf. in de aflezing van een draad op
een baak met cm-verdeeling, staande op 100 m afstand, zeker niet
kleiner kan zijn dan 1 dm (d.i. de eenheid die, met moeite, nog
geschat wordt), dan zou voor het verschil van de aflezingen van twee
1