261
Dat meergenoemde Staatsbladen slechts betrekking hebben op het ver
zekeren der grenzen van perceelen, welke niet op een blokkaart of nieuwe
kadastrale kaart voorkomen en geen bepalingen bestaan voor de verzekering
van de grenzen van perceelen gelegen binnen de z.g. kadastrale afdeelingen,
moet, naar het mij voorkomt, gezocht worden in de overweging, dat in steden
en nederzettingen meestal voldoende vaste punten aanwezig zijn, waaraan de
meting van een perceel kan worden verbonden en dat in de resultaten der
metingen, welke gediend hebben voor de samenstelling van blokkaarten of
nieuwe kadastrale kaarten, voldoende gegevens gevonden zouden kunnen wor
den voor de juiste bepaling der grenzen van de perceelen, welke op die kaar
ten voorkomen of daarop naar aanleiding van latere metingen zouden worden
gekaartcerd.
Uit de praktijk is echter gebleken, hoe noodig het is om ook de grenzen
der perceelen, gelegen in steden en nederzettingen, waarvan blokkaarten of
nieuwe kadastrale kaarten bestaan, door merkteekenen te verzekeren, wan
neer die grenzen niet door muren voldoende zijn bepaald.
In de eerste plaats kan niet worden verhinderd dat huizen worden gesloopt
of verbouwd, duikers worden verplaatst, brughoofden worden gewijzigd enz.,
zoodat op den duur aan deze z.g. vaste punten voor de verzekering van per
ceelgrenzen geen groote waarde kan worden toegekend.
Daarbij komt nog dat in de meeste steden en nederzettingen, waarvan ka
dastrale plans zijn vervaardigd, minder bebouwde gedeelten voorkomen, waar
dus de vermelde vaste punten niet aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid
van de te meten perceelen en dat bovendien in sommige afdeelingsboofdplaat-
seri, welke kadastrale afdeelingen vormen, tal van huizen van tijdelijke ma
terialen opgetrokken zijn, waaraan niet met de vereischte nauwkeurigheid een
perceelmeting te verbinden is.
Het oordeel over de betrouwbaarheid der blokkaarten, door de Gouverne-
ments landmeters opgemaakt, werd reeds in 1880 uitgesproken in de circulaire
van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 2 April van dat jaar No.
3438 (Bijblad 3906), zoodat hierover niet verder in beschouwing behoeft te
worden getreden.
Wordt voorts nog in het oog gehouden, dat de meeste steden en neder
zettingen van eenig belang zich in de laatste jaren vrij sterk ontwikkelen en
de grondprijzen belangrijk stijgen, zoo zijn n.h.v. voldoende motieven aanwe
zig, om, in het belang der meerdere rechtszekerheid voor den eigendom, de
verzekering der grenzen verplichtend te stellen voor alle perceelen, dus ook
voor die, welke op een hlokkaart of nieuwe kadastrale kaart voorkomen.
Waar b.v. in de residentie Preanger-Regentschappen alle erfpachtsperceelen
en ook tal van perceelen onder een anderen titel afgestaan, gelegen buiten
steden of nederzettingen, op kadastrale minuutplans op de schaal van 1'
d 5000 voorkomen, zou in verband met het bepaalde in Staatsblad 1882 No.
311 feitelijk geen verzekering van de grenzen dier perceelen door merk
teekenen geeischt kunnen worden.
Het ongerijmde hiervan valt terstond in het oog.
Dat de aanvragers van meetbrieven van perceelen, voorkomende op ka
dastrale kaarten, tot nog toe bijna zonder uitzondering genegen werden be-