263 welke tot uitoefening van het groot landbouw bedrijf in erfpacht worden of reeds zijn uitgegeven, zouden cle merkteekenen met de afmetingen, voor geschreven in art. 3 van Staatsblad 1882 No. 311, behouden kunnen blijven, vermits in de praktijk gebleken is dat deze wijze van verzekering voor die perceelcn, in verband met hunne geisoleerde ligging en hunne vaak grootere uitgestrektheid, over het algemeen goed voldoet. Aangezien de omstandigheden er echter toe kunnen leiden, dat de oprich ting van steenen merkteekenen van de laatst vermelde afmetingen voor den aanvrager veel grootere kosten zouden medebrengen, dan het gebruik van ijzeren merkteekenen, zooals die zijn voorgeschreven in artikel alinea 4 van Staatsblad 1911 No. 264, welke mij ook doelmatig voorkomen voor de verze kering der grenzen van de laatstgenoemde categorie van gronden, zoo zou hier n,h.v. van beide methoden van grensverzekering gebruik kunnen worden ge maakt. Voorts zou nog ten gerieve van belanghebbenden kunnen worden be paald dat, waar metselsteenen niet of moeilijk verkrijgbaar zijn, ook gebruik kan worden gemaakt van merkteekenen van bekapten steen uit één stuk. Deze zouden dan kleinere afmetingen kunnen hebben dan de voor te schrijven pilaren van metselsteenen, aangezien eerstgenoemde zooveel sterker en zwaarder zijn. Voor de verzekering der grenzen van in erfpacht aangevraagde gronden tot uitoefening van het groot landbouwbedrijf en de verzekering der nieuwe grenzen van te splitsen gedeelten uit voor het zelfde doel reeds uitgegeven erfpachtsperceclen, dan wel uit particuliere landerijen, zou ik om dezelfde redenen, als door mijn ambtsvoorganger vermeld zijn in zijne aan UHoogEdel Gestrenge gerichte nota van 14 December 1910 No. 2887, uitsluitend de ijze ren merkteekenen aanbevelen, zooals die thans naar aanleiding van het bepaalde in Staatsblad 1911 No. 264 voor de verzekering der grenzen van erfpacht s- aanvragen in de Buitenbezittingen zijn voorgeschreven. Ten slotte dienst ook te worden voorzien in het geval, dat in verband met de gesteldheid van den bodem (drassigheid), de voorgeschreven merktee kenen onmogelijk kunnen worden gebezigd voor de grensverzekering. Zoo b.v. wordt in de hoofdplaats Band jar tnasin voor dat doel bijna uit sluitend gebruik gemaakt van lange ijzerhouten palen, die in den drassigen bodem gedreven worden, omdat deze methode van verzekering daar ter plaatse de eenige duurzame blijkt te zijn. In een dergelijk geval is n.h.v. het Hoofd van plaatselijk bestuur de aangewezen autoriteit, om, na overleg met den betrokken kadasterambtenaar of Gouvts. landmeter, te beslissen, op welke wijze de verzekering dient te geschieden. Een regel aan te nemen voor de bepaling van het aantal der te plaatsen merkteekenen, in verband met de grootte der te meten perceelcn, is niet aan te bevelen, vermits door den vorm der perceelcn en den aard hunner grenzen in de praktijk maar al te vaak van dien regel zal moeten worden afgeweken. Uit den aard der zaak is de betrokken ambtenaar van het Kadaster of de Gouvernements landmeter de aangewezen autoriteit om in elk afzonderlijk geval naar gelang van omstandigheden het minimum aan te plaatsen merk teekenen te bepalen, welke voor de verzekering der grenzen van de op te meten gronden noodig wordt geacht. Mochten belanghebbenden zich bezwaard achten, het bepaalde aantal merkteekenen op te richten, zoo zouden n.h.v. die bezwaren aan het oordeel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1940 | | pagina 45