270
2e. Het H. P. P>. moet beoordeelen of metselsteenen moeilijk of niet
verkrijgbaar zijn; in het bevestigende geval mag van de normale
wijze van verzekering worden afgeweken (art. 4, le lid).
3e. Als (ie gesteldheid van den bodem het bezigen van de voor
geschreven merkteekens niet toelaat, bepaalt H.P.B. welke
andere merkteekens gebruikt zullen worden (behoudens over
leg met den landmeter), (art. 5).
4e. Indien belanghebbenden bezwaren hebben tegen het vereischte
aantal merkteekens beslist het Hoofd van gewestelijk bestuur
(na hooring van den landmeter), (art. 6, 2e lid).
5e. H.P.B. beoordeelt of de merkteekens goed onderhouden worden
(art. 7, le lid).
6e. Bij verzuim in het onderhoud wordt door H.P.B. daarin voor
zien (art. 7, 3e lid).
7e. Tenslotte beoordeelt de Directeur van Binnenlandsch Bestuur 1
of aan het plaatsen van de voorgeschreven ijzeren merkteekens
voor de belanghebbenden te hooge kosten zijn verbonden, na
overleg met het Hoofd van den Kadastralen Dienst (art. 3,
4e lid).
En welke rol speelt het Kadaster in de ordonnantie?
le. De landmeter laat zich door belanghebbende (e.v. de commissie
van onderzoek) of diens gemachtigde de grenzen aanwijzen
(art. 1, le lid).
2e. De landmeter is adviseur inzake de te gebruiken merkteekens,
als de bodem de voorgeschreven merkteekens niet toelaat (art. 5).
P De meening, als zou bij den overgang van den Dienst van het Ka
daster in 1925 van het Departement van B.B. naar dat van Justitie waarbij
werd bepaald dat in alle voorschriften het Kadaster betreffende, in stede
van „Directeur van B. B." „Directeur van Justitie" zou moeten worden
gelezen ook in de grensmerkteekenordonnantie die naamsverwisseling
diende plaats te hebben, kan ik niet deelen. Alle dispensaties, bedoeld in
het 4e lid van art. 3 (toegevoegd in 1918), sinds 1925 door den Directeur
van Justitie verleend, zijn derhalve als onwettig aan te merken.