Geeft men nu een chef van het Kadaster de gelegenheid om
bepalingen voor grensverzekering op te stellen, dan zou het voor de
hand liggen dat hij in de eerste plaats zijn oogen richt op het 3e belang.
Toch is Polderman zeer bescheiden gebleven en hoewel hij de kadas
trale belangen niet uit het oog verloor men denke aan de uitbrei
ding der verzekering, die niet alleen gouvernementsgronden, doch
nagenoeg alle door het Kadaster op te meten gronden zou omvat
ten blijkt uit den geheelen opzet meer een dienen van het alge
meen belang, waaronder dan zoowel de belangen sub le als die sub
2e zijn te verstaan, dan van het specifiek kadastrale.
Hieruit valt ook te verklaren, dat de belangenbescherming in
hoofdzaak in handen is gelegd van den bestuursambtenaar en niet in
die van den voornamelijk technisch en ambtenaar, den land
meter.
Polderman werd in die richting gedreven omdat
le. hij een antecedent had in de vroegere ordonnanties, die eigenlijk
agrarische voorschriften inhielden, al stonden ze dan ook via
S. 1837-3 zijdelings in verband met het Kadaster;
2e. het Kadaster onder het departement van Binnenlandsch Bestuur
ressorteerde, waar de kadastrale aangelegenheden in het niet
verzonken bij de algemeene bestuurstaak.
Zoo ontstond dus een ordonnantie, die men eer tot de agrarische
wetgeving dan tot de kadastrale heeft te rekenen. Een recht-
streeksche band met het Kadaster is zeker sedert 1916, in welk jaar
de nieuwe Gouvernements-landmetersinstructie werd ingevoerd,
waarin over vaste punten e.d. niet meer gerept wordt, niet meer aan
te wijzen. De indirecte verbinding loopt over den meetbrief, die de
schakel werd tusschen merkteekcns en Kadaster. Dat in verband met
de slechts zeer geringe bevoegdheden, die het Kadaster inzake de
verzekering zijn toegekend, ook die band nauwelijks aanwezig is,
zagen we reeds. Dat neemt evenwel niet weg, dat de merkteekens
voor den technisch en grondslag van het Kadaster van groote betee-
kenis waren en nog zijn, doch hierover later.
(Wordt vervolgd
VAN HULS.