227
Tot zoover de inrichting en het gebruik der tafel, waarmede na
een weinig oefening, zeer snel kan worden gewerkt.
De nieuwe tafel geeft aanleiding tot een tweetal vragen:
I. Wat zijn de rekenkundige consequenties van deze tafel, of wel:
hoe groot zijn de optredende afrondingsfouten, en wat zijn de
kansen daartoe
II. Zijn de rekenkundige gevolgen veranwoord t.o.v. de nauwkeu
righeidsnormen der metingt
De algemeene afrondingstheorie met de daaraan verbonden
foutenkansbepaling voert ons op het gebied der waarschijnlijkheids
rekening, toegepast op de practische rekenkunde. Gewoonlijk worden
daarbij de optredende afrondingsfouten binnen het vooraf bepaalde
interval als continue functie opgevat, dus opklimmend met oneindig-
kleine waarden.
In de afleidingen,welke hieronder worden weergegeven, zijn
deze oneindig-kleine waarden vervangen door reëele centimeter-
intervallen. Deze werkwijze brengt wel is waar het bezwaar mee van
een groot aantal becijferingen, doch verschaft daarentegen het voor
deel, dat de tafeluitkomsten getoetst worden aan de resultaten die
met de centimetercoördinatentafel kunnen worden verkregen. De
wezenlijke centimeterverschillen treden namelijk zoodoende op over
zichtelijke wijze naar voren, aan de hand waarvan voorzichtige
conclusies, gebaseerd op evidente werkelijkheid, kunnen worden
getrokken.
Vraag I. REKENKUNDIGE CONSEQUENTIES.
De azimuths worden in de tafel in 10' afgerond; daarmede
wordt een afronclingsfout in het azimuth gemaakt, die maximaal tot
5' kan opklimmen. Bij een gemiddelde lengte der veelhoeks zij de ad
70 meter, wordt de afrondingsfout in de coördinaatwaarden ma
ximaal
70 boog 5' 10.2 centimeter a
De minuutsgewijze fouten zijn:
«i 70 boog 5' 10 cm
a>2 70 boog 4' 8 cm
«3 70 boog 3' 6 cm
«4 70 boog 2' 4 cm
^5 70 boog 1' 2 cm