13
"beginne de leerlingteekenaar met het trekken van rechte
lijnen, tusschen lijnen, De lijnen worden daarbij willekeurig
getrokken, dus niet over potloodlijnen.
Dit herhaalt men als 2e oefening, maar nu over potlood
lijnen.
Daarna komen deze oefeningen voor gebogen lijnen aan de
"beurt, om tenslotte kennis te maken met het trekken van
inkt lijnen, waarhij gebruik is gemaakt van twee driehoeken.
De potloodlijn moet zich bevinden onder het midden van de
inkt lijn. Bij het in inkt zetten van kromme lijnen vol ge men
de teekens, geplaatst bij de potloodkopie (zie knikpunten).
Tijdens het trekken moeten beide punten van de trekpen
tegelijkertijd het papier raken.
Men dient er zorg- voor te dragen, de trekpen niet dicht
te drukken tegen den driehoek. Kadastrale plans en andere
teekeningen (hulpkaart, kaarteering, etc.) dienen lijnen
van gelijke dikte te vertoonen, voorzoover deze van dezelf
de soort zijn» Perceelgrenzen en omtrekken van gebouwen
zijn als "gelijksoortige" voor te stellen.
Meetlijnen worden soms met een smal leren penstand ge
trokken, ruit lijnen eveneens. De dikte van de lijn hangt
eenigszins samen met den graad van nauwkeurigheidwaaraan
de teekening moet voldoen.
Sen manier om bij benadering de dikte van een lijn vrij
nauwkeurig te. bepalen is de volgende, Men trekt twee lood
lijnen AB en CD ter lengte van 8 cm op een afstand van
4- 12 cm.
Vervolgens
verdeelt
men de
loodlijnen
lijke stuk-
bindt men
deze
nu
punt en op
de wijze
6 aange
geven
-* doorzui
ver rech
te inkt-
li jnen,
dan kan men op het oog de ligging bepalen van een loodlijn