4 landsche energie verschijnen uitgaven van atlassen, zooals wij sindsdien nooit meer gekend hebhen. Ik wijs hier b.v. op een der atlassen van Blaeu, die niet minder dan 12 deelen groot is. Sn al zijn hierin tal van zeer gedetailleerde kaarten,waar van het nut niet zoo direct in het oog springt, toch moet men versteld staan van een dusdanig grootsch opgevat werk van we— reldbeteekenis Gelijk met het verval na. de gulden tijden vervalt ook bij ons de kaarteering, waarin wij een heel aparte plaats hebben inge nomen en de kaarteering gaat zich meer naar Frankrijk verplaat sen, waar men (nieuwe bezems vegen nu eenmaal schoon) direct begint zich op beter, zuiverder kaartwerk toe te leggen, hoe wel het uiterlijk nooit meer werd, wat het in ons land geweest is. Steeds zakelijker zien wij het kaartmateriaal worden, stèeds eenvoüdi^er'wopden- der'Uitgavèn, rwat geenowöhder is,omdat voor de landen, waar de kaarteering nu wordt beoefend de weelde van onze 0.1.Compagnie—tijd onbekend is gebleven en zoo blijft het zonder daverende gebeurtenissen tot de tweede helft der 18e eeuw» In dezen tijd begint de Staat zich pas te interesseeren voor de kaarteering. Het is weer Frankrijk, dat het eerst komt tot een soort stafkaart kaarteering, waarbij dus het land eenvoudig in bladen verdeeld wordt, die alle met dezelfde grondigheid en zonder voorkeur worden bewerkt en verkend. Spoedig vindt dit voorbeeld navolging en zoo zien wij allengs de stafkaart over de heele wereld zijn zegetocht maken, den atlas daardoor terugdrukkende naar het tweede plan, n.l. een kaartwerk, waarin de kaarten bepaalde zaken uit het algemeene kaartwerk sterker belichten. Zoo komen historische atlassen, militaire atlassen (van slagvelden) godsdienst atlassen, bij— belsche atlassen enz. enz. in zwang. De atlassen op hun beurt worden, nu zij eenmaal een vaste taak hebben gekregen, in dat raam verfijnd en het zijn de fraaie uitgaven van Andree, Stieler, om bij een paar te blijven, die doen zien, op welk fraai peil dat soort atlassen gebracht kan worden, die alle meer de aardrijkskundige studiën tot doel hebben, terwijl het vroeger tevens reiskaarten waren. Veel zou over dit alles nog te vertellen zijn, doch wij willen in ons algemeen overzicht volstaan met deze korte op somming, om nu de achtereenvolgende feiten meer gedetailleerd te bezien. Toevallig valt het tijdperk van den bloei van Griekenland samen met het tijdperk, waarover wij nog beschikken over gege vens van toenmalig bestaand hebbend kaartwerk. Wel schrijft men Anaximander de eerste kaart toe, maar dat is wel zeker, dat- de kaarten nog veel en veel -vroeger hebben bestaan.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1940 | | pagina 5