11 op de overzichtskaart voorkomende meetkundige grondslag dat is de verzameling trigonometrische punten een verkleining op 1:4 is van den meetkundigen grondslag, zooals deze op de plans zal moeten komen. Met behulp van het planblaadje stelt men de ligging van de figuratie op het plan vast. Daartoe legt men het met behulp van den kopieerspiegel zoo op de overzichts -kaart, dat de aangeduide uiterste terreinpunten zoo ver moge lijk van de randen verwijderd liggen, dat er voldoende ruimte over blijft voor het "hoofd" (liefst rechts boven) en de "ver klaring" (liefst rechts onder) en zoo mogelijk de Noordrichting verticaal naar boven of horizontaal naar links komt te liggen. Is men genoodzaakt de ruitlijnen niet evenwijdig aan de randen te nemen, dan zorge men er voor, dat de Noordrichting links naar boven of desnoods rechts naar boven wijst. In den vastge- stelden stand kopieert men de ruitlijnen op het planblaadje in inkt. Het nummer van elk trigonometrisch punt vermeldt men in de ruit, waarin het punt gelegen is. Het punt zelf kopieert men dus niet.langs de randen van het planblaadje schrijft men bij de ruitlijnen de bijbehoorende coördinatengetallen. Tevens geeft men daarop den stand van het ruitennet aan; men kiest daartoe twee ruitlijnen als assen, waarvan het snijpunt zooveel mogelijk in het midden van het papier is gelegen. Deze assen geven vier snijpunten met de randen. Op het planblaadje ver meldt men in mm de afstanden, die drie dezer snijpunten tot de naastbij gelegen hoekpiinten langs de randen van het plan zullen hebben. Bij elk planblaadje maakt men een coordinatenlijst (formulier Hermeting No. 6, Kadaster No. 31) op, bevattende alle op het planblaadje vermelde punten met hun coördinaten en wel in de volgende volgorde. Bevat het plan punten, gelegen alleen in het eerste of alleen in het derde kwadrant, dan begint men met ruit voor ruit de punten te noteeren, die voorkomen in de even wijdig aan de X-as gelegen ruitenrij,die de punten met de groot ste ordinaten bevat (grootste in absoluten zin, dus zonder het teeken) Na afwerking van deze ruitenrij, gaat men door in te gengestelde richting met de punten in de aangrenzende ruitenrij enz. Voor het tweede of vierde kwadrant begint men met de even wijdig aan de Y-as gelegen ruitenrij, waarin de punten met de grootste abscissen zijn gelegen. Indien het aan te leggen blad in twee of meer kwadranten valJ wijzigt men de coördinatengetallen door vermeerdering c.q, ver mindering met een constant bedrag, zoodat alle punten in één kwadrant komen te liggen. Voor alle andere schalen van het plan dan 1 a 1000 of 1 a 2500 moet men de coördinaten, alvorens ze op de lijst te notee ren, tot een dezer schalen herleiden; zoo zal men voor een kaa^teering op schaal 1 a 500 de coördinaten tot de schaal 1 a

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1940 | | pagina 12