17
vertoont, legt men in de onmiddellijke omgeving van het punt
lOO de kaarteering zoo sluitend mogelijk op het plan en prikt
daarna het punt 100 door. Evenzoo doet men met de punten 101,
102, 103 en 105.Blijken thans de punten 103 en 105 op het plan
even ver van elkaar te liggen als op de kaarteering, dan kan
men het punt 104 eveneens doorprikken na de punten 103 en 105
op de kaarteering precies te hehhen laten samenvallen met de
zelfde punten op het plan. Komen de afstanden 103/105 op kaar
teering en plan niet overeen, dan legt men de kaarteering zoo
op het plan, dat de planpunten 103 en 105 komen te liggen op
(of in le verlengden van) de lijnen 103/104 en 104/105 van de
kaarteering (zie fig. 13 a en b, waarin de volle cirkeltjes de
planpunten en de gestippelde cirkeltjes de kaarteeringspunten
voorstellen)De afstandjes p en q moeten zich verhouden
als 103/104 104/105. Tenslotte wordt 104 weer doorgeprikt.
In geen geval mag 104 gekaarteera worden door omboging van
de afstanden 103/103- en 104/105. Dit zou zelfs op een hermeten
plan niet geoorloofd zijn wegens de ongunstige snijding.
Indien de ruimte het toelaat, wordt een zelfstandige kaar
teering vervaardigd op de voorzijde van de hulpkaartdie op de
meting "betrekking heeft;het is af te raden dit op de achter
zijde te doen met het oog op de moeilijkheden die daardoor ont
staan hij het kopieeren van de hulpkaart hij de hijwerking, en
het vuil worden van den achterkant. Biedt de voorzijde te wei
nig ruimte, dan neme men een stuk papier van hetzelfde formaat
zoodat het hij de hulpkaart kan worden opgeborgen,of desnoods
van grooter. formaatdat dan echter in een speciaal daarvoor
bestemde portefeuille moet worden bewaard. Heeft men de zelf
standige kaarteering niet op de hulpkaart zelf gemaakt en is
het archief nummer van deze hulpkaart 127, dan schrijft men on
der dit archiefnummer "met bijlage 127a", eventueel met de
toevoeging: "(groot formaat)Op de zelfstandige kaarteering
schrijft men, behalve Gemeente, Sectie, perceelsnummers en
schaal, het nummer 127a met de toevoeging:"behoort bij hulp-
kaart 127". Op het veldwerk vermeldt men: "Zie kaarteering 1
a 250 op (of "bij") hulpkaart 127", of "Zie kaarteering 1 a
250 No. 127a (groot formaat)". Het komt ook voor. dat men er
de voorkeur aan geeft, alle zelfstandige kaarteeringen die
niet op de hulpkaarten zelf gemaakt zijn, apart op te berger
en van doorloopende volgummers per Gemeente of per Sectie te
voorzien. Op het veldwerk wordt dan naar deze volgnummers
verwezen.
In het algemeen worden alle vervaardigde zelfstandige kaar-
teeringen "bewaard, ten einde ze voor latere aanvullende me
tingen te kunnen gebruiken.