8 1 a 500, terwijl de verzamelplans op schaal 1 a 5000 1 a 10000 of 1 a 20000 get eekend zijn. Als maatstaf ter beoordeeling van de nauwkeurigheid bij het kaarteeren dienen, dat 0,1 mm op de kaart bij een schaal van 1 a 2500 25 cm van het terrein voorstelt, bij een schaal van 1 a 1000 10 cm van het terrein. 0,1 mm wordt geacht de nauw keurigheid te zijn, die bij het kaarteeren bereikt kan worden. Vooral bij het vervaardigen van nauwkeurige kaarteeringen zorge men dat de kaarteerpuntjes fijn zijn en men trekke de lijnen niet te dik. Zeer dunne lijnen zijn echter ook niet aan bevelenswaardig, tenzij de af te beelden figuren zeer klein zijn. Bij het kaarteeren maakt men gebruik van passer, transver- saalschaal, driehoeken, biseau, piquoir, verdeelde metalen liniaal en soms van een detailcoördinatograaf De passer moet licht gehanteerd worden. De wijsvinger ligt losjes op het bovenste passerbeen, terwijl de middelvinger zich onder dat been bevindt. Bij het overbrengen van afstan den wordt de passer vastgehouden bij den kop. Daarvoor ge bruikt men alleen de rechterhand, teneinde zoo min mogelijk kans te loopen, dat de passerstand verandert. De punten moe ten kegelvormig geslepen zijn en zoodanig gesteld, dat beide be enen zuiver even lang zijn. Men behoede den passer voor vallen. Alvorens men den pas ser gebruikt, stelle men de schroef in. den kop zoodanig, dat de wrijving bij het heen en weer bewegen van de beenen niet te groot en niet te klein is. Ze is te groot, als bij het uit— passen hiervoor zooveel druk moet aangewend worden, dat er te diepe en wijde kaarteergaatjes ontstaan. Ze is te klein, als tijdens de overbrenging van de maat van schaal naar pa pier de passerbeenen verloopen zijn. Bij het nemen van de maat op de transversaalschaal plaatse .men eerst het onderste been op de lijn, make daarna met den middelvinger een opduwende beweging, ten einde het bovenbeen op de juiste plaats te brengen. De wijsvinger treedt hierbij op als rem. De schaal mag daarbij niet door krassen bescha digd worden. Bij het gebruik late men de schaal in het etui en men trachte haar nooit schoon te maken met vlakgummiwant dit tast het metaal aan. De passer wordt op het papier zooveel mogelijk verticaal gehouden, terwijl de gaatjes meestal precies in het hart van de lijn worden geprikt. Zouden de gaatjes op de lijn te dicht bij elkaar komen, dan is het wenschelijk iets ter zijde van de lijn te prikken. Ook is dit aanbevelenswaardig, indien de lijn in inkt gezet moet worden. Indien de gaatjes niettemin moei lijkheden voor het in inkt zetten opleveren, drukke men ze aan de achterzijde van het papier dicht.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1940 | | pagina 9