grenzen voor de kaarteering het grootste gewicht moeten heb
ben» Met dit indeelingspercentage kaarteert men de nieuwe lia
nen en zoo mogelijk redresseert men de fout in de kaart. Hier
voor dient de teekenaar echter steeds de beslissing te vragen
van den landmeter, die de verantwoordeliikheid draagt voor den
staat 75.
Het spreekt vanzelf, dat men alle vroegere veldwerken van de
betrokken perceelen raadpleegt.
Vermoedt de landmeter, dat een verzwegen eigendomsovergang
heeft plaats gehad, of dat grond wederrechtelijk in bezit is
genomen, dan zal hij in den regel niet tot redresseering over
gaan.
Bij de kaarteering van de nieuwe grens (zie fig. 20) blijken
de afstanden op de kaart van begin- "tot eindpunt langs den
West- en den Oostkant (een kleine indeeling in aanmerking ge
nomen) overeen te stemmen met de gemeten maten. Echter blijkt
het meetgetal, dat aangeteekend is bij den ouden steen in de
Westgrens 10 m te verschillen met den afstand op de kaart. Van
de meting, waarbij de oude grens ab is gekaarteerd, zijn geen
neetgetallen in het archief aanwezig. Blijkens het veldwerk
hebben de eigenaren van de perceelen Nos. 580 en 581 het hek
als hun scheiding aangewezen. Heeft de landmeter den indruk,
dat hier geen verzwegen eigendomsovergang heeft plaats gehad,
dan zal hij aannemen, dat het hier een fout in de vroegere me
ting of kaarteering betreft, en dus tot redresseering van de
lijn ab besluiten.
(d) De meetgetallen stemmen op sommige plaatsen niet, op ande
re wel overeen met de vroegere meting.
Het geval voorgesteld in fig. 21 laat geen twijfel bestaan
over begin- en eindpunt. Er is gemeten tusschen oude grens-
steenen. De gemeten afstanden stemmen overeen met de lengten
op de kaart» Verder sluiten de heggen bij de meetgetallen 70,0
en 155,0» Echter wijken de meetgetallen 40,0 en 125,0 kennelijk
af van de kaart. Zonder kennisneming van de neetgetallen op
vroeger veldwerk, waarbij de corresponöeerende scheidingen zijn
ontstaan, kan men niets ontrent ligging van de niet sluitende
scheidingen concludeerenEij de raadpleging van bedoelde veld
werken blijkt, dat bij het ontstaan van perceel No. 2000 gemeten
werd 38,0 (paal) uit hetzelfde beginpunt. Thans is een heg
aangeteekend op 40,0, die dus niet de kadastrale grens vormt.
Ook de ligging van den raster AB komt niet overeen met de lijn
op de kaart. Uit het geraadpleegde veldwerk blijkt, dat vroeger
een heg de scheiding vormde tusschen de Nos. 2001 en 2002, aan
de Westzijde aangeteekend op 130 ,Qterwijl thans op 125,0 een
raster ligt. Op grond van inlichtingen van de aanwijzers is de
landmeter tot de conclusie gekomen, dat hier een verzwegen
ruiling heeft plaats gehad.