22
ACTUEELE VRAAGSTUKKEN
Onder dezen titel troffen we in het tijdschrift voor Kadaster
en Landmeetkunde, Oct. 1940, een artikel aan van den Heer W.
Smit, landmeter van het kadaster te Amsterdam.
We zouden dit artikel met de gewone vakbelangstelling hebben
gelezen, ware het niet, dat de schrijver een zienswijze open
baart, welke, hoe goed bedoeld overigens, o.i. de belangen van
het kadaster voorbijstreeft en daarnaast onze toch al zoo moei
lijke verworven positie te velde geheel buiten beschouwing laat.
De schrijver betoogt allereerst dat (aan de hand van gegevens
van het kantoor Amsterdam) over het eerste halfjaar 1940 in
vergelijking met het eerste halfjaar 1939: door stopzetting van
de metingen der controleursopgavendoor vermindering van het
aantal acteposten met 35% en door vermindering van het aantal
aanvragen P.W. met 55%, ruw geschat een vermindering van werk
zaamheden met 1/3 is te verwachten. Tegenover deze verminde
ring staat een aanzienlijke uitbreiding van den ruilverkave-
lingsdienst. Wanneer de vermindering van werkzaamheden tegen
over de genoemde vermeerdering een surplus zou opleveren, dan
zou het overtollig personeel benut kunnen worden voor: 1. in
haling ran aan sommige kantoren bestaarden achterstand, 2.
voor hermetingen.
Dit is volgens schrijver het beeld dat ons dienstvak zou ver-
toonen, indien wij ons uitsluitend bepalen tot het dienstvak
zelf.Wanneer we echter ons dienstvak bezien als onderdeel van
het groote geheel, dan is het niet meer de vraag wat moet ge
schieden, doch wat kan geschieden, mede ter oplossing van het
werkloosheidsvraagstuk. Dan behoeft men bij ons dienstvak niet
te zoeken naar werkobjectenhet nut en de noodzakelijkheid van
hermetingen is tot in den treure betoogd.
Tot zoover kunnen we het met schrijver eens zijn, al zal mis
schien zijn schatting van de vermindering der werkzaamheden
aanvechtbaar zijn. Waar we het echter niet mee eens zijn is de
oplossing welke door hem beoogd wordt en de o.i. onjuiste mo-
tiveering,f terwijl het geheel wat eenzijdig is bekeken.
De schrijver geeft in overweging om den bestaanden achter
stand tijdelijk te bestendigen of zelfs te vergrooten en moti
veert dit door de bewering, dat deze achterstand ontstaan en
vergroot is in een tijd, dat vele landmeters hunkerden naar een
aanstelling bij den Rijksdienst zonder dat de Regeering daartoe
overging. Deze verzuchting zou ons medegevoel opgewekt hebben,
indien hij hierbij in één adem had genoemd de vele teekenaars,
die in dienzelfden tijd hunkerden naar den velddienst en trap
pelden van verlangen om dieh""achterstand te helpen opruimen.
Hij houdt dan een pleidooi voor de stichting van een ver-