6
(a) alleen krimping of rekking van het papier is oorzaak van
een niet sluitende kaart
(b) fouten in de kaart tengevolge van foutieve meting of
kaarteering
(c) combinatie van (a) en (b);
(d) de meetgetallen stemmen op sommige plaatsen niet, op an
dere wel overeen met de vroegere meting;
(e) bijzondere gevallen.
(a) Krimping of rekking van de kaart.
De papiervezel is bijzonder ontvankelijk, voor atmosferische
invloeden. Ten gevolge van deze eigenschap zal het papier
krimpen of rekken naar gelang droging of vochtopname cop
treedt. De gevallen, dat het papier rekt, komen sporadisch
voor, daar minuutplans, bijbladen en hulpkaarten, behoudens
zeer bijzondere omstandigheden (zooals b.v. nieuwe huisves
ting van bureaux, veilige opberging bij oorlogsgevaarop het
bureau blijven.
Bij een goed verzorgde opberging zal het materiaal, indien
het van goede samenstelling is, gewoonlijk krimpen.
De randen van het papier reageeren het eerst op co voch
tigheid, worden langer en gaan dientengevolge golven.Uitge
werkt papier als b.v. van oude minuutplans, vertoont meestal
een regelmatige krimping tot 0,5 a 1$. Nieuwe bijbladen zul
len nog niet hetzelfde krimpingspercentage hebben.Aan de
randen en vooral in de hoeken in dikwijls de krimping het
grootst
Een verschil tusschen gemeten lengte en uitgepaste maat op
de kaart dat niet meer dan ca. 0,5$ bedraagt, kan men dus
meestal veilig op rekening van krimping (soms rekking)
plaatsen
Alvorens verschillende gevallen die zich kunnen voordoen
te bespreken, moet opgemerkt worden, dat men in den regel
begint den afstand tusschen de grenzen van het te splitsen
perceel voorloopig te controleeren door uitpassing op de ge
bruikte schaal. Geven deze scheidingen een normaal indee-
lingspercentagedan wordt de nieuwe grens met inachtneming
hiervan gekaarteerd. De verderaf gelegen aangemeten grenzen
dienen ook nagepast te worden, doch in den regel moet men
aan de dichtsbij gelegen oude grenzen de meeste waarde voor
de kaarteering toekennen. Vertoont hun onderlinge afstand
een grooter verschil dan een normaal indeelingspercentage
dan kunnen de verderaf gelegen grenzen wellicht voor de
kaarteering aangehouden worden en zal men moeten overwegen,
of de dichterbij gelegen oude grenzen geredresseerd moeten
worden.
Bij kaarfeeringén met meer dan één meetlijn, kan het