8
moeten kaarteeren net de gevonden en de nieuwe lijnen
tusschen de tweede en de derde scheiding met - 2% indeeling.
In den regel is het niet mogelijk, de middelste scheiding op
de kaart te verleggen, indien deze verder doorloopt, zonder
aan de meting eeh te groote uitbreiding te geven.
(b) Fouten in de kaart ten gevolge van foutieve meting of
kaarteering.
1Fout in de kaart.
Bij kaarteering van het huis en de nieuwe scheidingen (zie
fig. 17), blijkt de grens AB op de kaart in punt B 10 m ver
keerd te liggen. Het oude veldwerk geeft denzelfden afstand
aan als thans is gemeten. Hier zal dus redres kaart moeten
volgen met zoo noodig redres grootte.
Het komt voor (z.ie fig. 18), dat vroeger bij achtereenvol
gende metingen van aansluitende terreinen niet doorgemeten
werd tot de verder gelegen oude grens en de nieuwe perceelen
telkens zonder indeeling werden gekaarteerd. Daardoor kwam
het verschil tusschen de kaart en het terrein,welk verschil
door een indeeling evenredig verdeeld had moeten worden, ge
heel op het rostpereeél.Hierop kan men tenslotte een zoo
hooge indeeling moeten toepassen, dat de voorstelling op de
kaart te onjuist wordt. In zoo 'n geval zal men er toe moeten
overgaan, de vorige perceelen opnieuw te kaarteeren onder
toepassing van de noodige indeeling. Men voert dus redres
kaarteering in.
(2) Meetfout
Zie fig. 19. De afstanden langs den omtrek kloppen. Bij na-
passing blijkt de heg ab aan de Westzijde op de kaart 10 m
verkeerd te liggen. De landmeter heeft hierbij aangeteekend
"oude grenspaal". Op het vroegere veldwerk (dienstjaar 1890)
waarbij de grens ab is ontstaan, staat bij de grenspaal a ver
meld: 29,20. Op grond van de nieuwe meting en de aanwijzing
op het terrein, concludeert men, dat indertijd een 10-me t er -
fout gemaakt is, te meer, daar bij nalezing van de acte blijkt,
dat daarin het toenmaals verkochte is aangeduid als^bouw
land ter breedte aan den Westkant van plm. 50 m.
(c) Combinatie van (a) en (b).
Indien men bij een kaarteering vermoedt, dat men te doen
heeft met een combinatie van de gevallen (a) en (b),tracht
men het indeelingspercentage zoo goed mogelijk vast te stel
len door alle aangemeten oude scheidingen op de hulpkaart
uit te passen. Krijgt men verschillende indeelingspercentages,
dan tracht men bij kleine verschillen deze te middelen ,zooöat
zooveel mogelijk oude scheidingen met dit percentage sluiten,
waarbij men echter moet bedenken, dat de dichtsbij gelegen