12
met draadschrIft van 2 mm uit de vrije hand geschreven (aie
fig. 30) De nummers der vaste punten zijn ook van het blok-
scjirifttype (1,5 mm).
Tot de verdere beschrijving, die geheel binnen de teekening
ligt, behooren plaatselijke benamingen, namen van vegen,stra
ten enzIn wegen of straten mogen de namen niet domineeren.
Daarom is hier draadschrift aan te bevelen. De dikte van de
draadschriftletter mag niet veel meer bedragen dan de lijn
dikte der teekening. Het gebruik van uitsluitend hoofdletters
(tweeliinig systeem) verdient hier de voorkeur, omdat dit
schrift gemakkelijker is (minder rondingen) en men bovendien
niet te maken heeft met deelen boven en onder den romp,wat
aan een juiste plaatsing bevorderlijk is.
Bij een beschrijving binnen en buiten de teekening is het
noodzakelijk de woorden zoodanig te plaatsen, dat men, zich
bevindende voor het midden van den onderkant der kaart, alle
woorden gemakkelijk kan lezen, zonder daarbij het hoofd te hoe
ven te wenden of draaien. G-aat men uit van de stelling,dat
de lijn, die verticaal staat op den onderkant en door het mid
den van het papier gaat, de neutrale beschrijvingslijn is, dan
wil dat zeggen, dat een beschrijving daar ter plaatse en loo-
pende over de geheele breedte van het plan zoowel van onder
naar boven als van boven naar onder kan geschieden. Verder
wordt de uitvoering per kwadrant bekeken (fig* 31) en daar
men steeds van links naar rechts schrijft, zullen de moeilijk
heden alleen daar liggen, waar de beschrijving over twee kwa
dranten loopt. Indien het grootste deel van de beschrijving
valt in het vierde en het kleinste in het derde kwadrant, is
het duidelijk, dat hier het vierde de richting van het schrift
bepaalt
De nummering van de perceelen geschiedt met de nummerpen in
schuinstaande cijfers, doch zooveel mogelijk evenwijdig aan den
onderkant. Bij de bijpijling wordt er op gelet, dat zij op de
minst storende wijze wordt aangebracht0 Men vermijde zooveel
mogelijk het aanbrengen van stippen of andere onderdeel en der
bijpijling op die plaatsen, welke reeds veel details der teeke
ning bevatten. Zie fig. 30. Overigens streve men naar rustige?
sobere doch fraaie uitvoering, waarbij de stippen niet te
groot genomen worden. Het kan voorkomen, dat perceelen zoo
klein van afmeting zijn, of dat er overigens zoo weinig ruimte
beschikbaar is, dat een perceelnummer elders geplaatst moet
worden. In een dergelijk geval kan gehandeld worden als in
fig. 30 is aangegeven. Als regel bezige men stippen (geen
streepjes) dicht bij elkander geplaatst. De bochten moeten
vloeiend zijn.
Wordt een huis bijgepijld, dan zorge men er voor,dat de stip
pellijn zooveel mogelijk haaks het huis verlaat. Eet is ge-
wenscht de nummers iets minder schuin te stellen dan een