BIJLAGE A. Orgaan no.5. 1941. 2e EXAMEN TEKENAAR VAN HET KADASTER. Berekeningen A Vraagstuk 1. a tot en met o zijn ontbrekende meetgetallen. 1. Als slechts wordt gevraagd, de grootten van de percelen 1 tot en met 4 te berekenen, en men 7ub nog alleen de maten a, b, c, d, m, n en o dient te kennen, hoe bepaalt men deze dan langs de kortste weg? Voer de berekening uit en geef op beknopte wijze aan, hoe dit met de ten dienste staande rekenhulpmiddelen heeft gedaan. 2. Bereken ook de overige meetgetallen en de grootten van de percelen 1 tot en met 2- Bereken de afstand AB. M Berekeningen B Vraagstuk 2 Op een nauwkeurig gekaarteerde kaart 1 2500 komt een perceel voor, dat een grootte heeft van 63725 ca. In de lengterichting vertoont de kaart over 8 dm een rekking van 1,5 mm en in de breedterichting over 6 dm een rekking van 0,7 mm. Van deze kaart wordt langs fotografische weg een nauwkeurige verkleining op 2/3 vervaardigd (d.w.z. dat elke afmeting van de kaart tot 2/3 gedeelte wordt verkleind). Op de verkleining gaat men de grootte van het perceel bepalen met behulp van de planimeter en vermenigvuldigt daarbij het aantal nosiuseenheden met de factor, die behoort bij de sohaal 1 1000. Welke grootte zal men dan vinden (afgerond op ca) als de bewerking met de planimeter zonder enige onnauwkeurigheid kon geschieden? Vraagstuk 3 def is een cirkelboog oin het middelpunt n, die in raakt aan de rechte lijn af en in aan de cirkelboog c^, die M tot middelpunt heeft. BbneC is eeja.rachte lijn. Bereken achtereenvolgens: lo. j;b; 20. de straal van de cirkelboog def: 3o.jf{ 4o. bc (laat daartoe uit M de loonlijn Mj neer op BC)5o. de booglengte jd, 60. de booglengte def 7o. de grootte van per ceel nr.1925. „ui A 50-43

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1941 | | pagina 22