Ze Jaargang Mo. 5-
October 1942.
RAPPORT
van cie oommissie, ingesteld door het hoofdbestuur der Nederland-
sche Landmeetkundige Federatie, naar aanleiding van zijn besluit
van 7 November 1941. inzake de instelling van een examen voor lager
'Landmee tkundig personeel
1amenstelling en opdracht van de commissie.
Bij brief van December 1941 werden de Heeren HA Brouwer te
Rotterdam. J.G. Fortuin te Delft, F. Harkink te Rotterdam en
,7c F. Stoorvogel te Voorburg uitgenoodigdzitting te nemen in een
commissie, welke de opdracht ontving, het hoofdbestuur der N.L.F.
voor te lichten omtrent:
a. den inhoud van een programma voor het in te stellen examen voor
assisteerend landrneetkundig personeel;
b. eventueels eischen te stellen aan de vooropleiding van de can-
didaten;
cden vorm van het uit te reiken diploma en den titel van de
gediplomeerden;
d. de organisatie van het examen.
Op 20 Januari 1942 werd de commissie te Delft geïnstalleerd
door den voorzitter van het hoofdbestuur, prof.J.M. Tienstra,
in aanwezigheid van den Heer R. Roelofs, waarnemend secretaris.
In zijn installatierede legde de voorzitter den nadruk op het
feit, dat een examen voor eenvoudig assisteerend personeel wordt
bedoeld, zoodat z.i. slechts matige eischen behooren te worden
gesteld
Algerneene beschouwingen.
In haar bijeenkomsten, welke ten getale van zes te Delft werden
gehouden, is deze klemtoon op punt si van de opdracht herhaaldelijk
een onderwerp van bespreking geweest.
De commissie meent n.l. een tegenspraak te moeten zien tusschen
het kennelijk beoogde examen voor assisteerend personeel en dat
voor lager landmeetkundig personeel, dat op het vierde congres
een punt van behandeling heeft gevormd en dat den beiden inzenders
der desbetreffende rapporten, die tevens lid van deze commissie
zijn, voor de oogen heeft gestaan.
De commissie is tevens van oordeel, dat het assisteerende
element van de functie, welke den geslaagden wordt toegedacht,
zich niet laat reglementeeren door een systeem van exameneischen,
waarvan buiten de direct belanghebbenden niemand kennis neemt,
doch dat de toekomstige praktijk van deze lieden hen maar al te
vaak voor problemen - zij het van eenvoudigen aard - zal stellen,
welke zij zelfstandig moeten kunnen oplossen. Zou dit anders zijn,
dan zou het examen bijv. voor gemeenten van kleineren omvang,
polderbesturen e.d. geen bruikbaar materiaal opleveren, evenmin
trouwens als bijv. voor den Meetkundigen Dienst van den Rijkswater
staat, waar het terreinpersoneel hoofdzakelijk aan repressief
toezicht is onderworpen.