verwacht
4. Ten 3lotte treft men in gemeentelijke diensten nog "technisch
ambtenaren" en "opzichters" aan, die uitsluitend met landmeet
kundig werk zijn belast, doch wier titels in hun algemeenheid
niet aan de gestelde eischen beantwoorden
Een oogenblik heeft de commissie nog gedacht aan den naam
"landmeetkundige"Zij vreesde echter, dat het groote publiek
de neiging zal hebben, aan dezen titel evenveel of zelfs meer
beteekenis te hechten dan aan dien van "landmeter", en heeft
daarom ook dezen verworpen.
De naam "landmeetkundig technicus", welke in verschillende
publicaties reeds is gebruikt, is wel juist, doch wel wat omvang
rijk voor aagelijksch gebruik; "meettechnicus" komt als officieele
titel niet in aanmerking, omdat deze aanduiding geen onderscheid
maakt met andere technici, die grootheden van geheel anderen aard
meten stroorasterktelicht, geluid e.d.),
Als resultaat harer overwegingen beveelt de commissie den naam
1andmeeftechnicusaan, die weliswaar nog niet gebruikelijk is,
doch dit wegens zijn juisten taalkundigen vorm (men vergelijke
met handwerkonderwijzeresschaakmeesterzwemleeraar) gemakkelijk
zal worden.
4Examenprogramma-
Het is feitelijk onuitvoerbaar, alle werkzaamheden, welke in
de lagere landmeetkunde worden verricht en alle instrumenten,
welke daarbij worden gebruikt, in het onderzoek te betrekken, te
minder daar bepaalde verrichtingen, die voor den eenen dienst van
het hoogste belang zijn, voor den anderen van weinig of geen be
teekenis worden geacht.
Het examen zal zich daarom moeten bepalen tot de elementaire
handelingen en de instrumenten in hun meest voorkomende vormen.
Tijdens het examen zal de examinandus blijk moeten geven, over
voldoende inzicht, intellect en handigheid te beschikken, om zich
later te kunnen aanpassen in de speciale richting, die hem door
zijn werkgever zal worden aangewezen.
Bij de behandeling van het examenprogramma bleek het herhaalde
lijk gewenscht het programma, dat in de bijlage C van genoemd
rapport is geformuleerd, te herzien, nadat de verschillende onder-
deelen waren getoetst aan de omstandighedenzooals die zich na
1934 in de praktische landmeetkunde hebben ontwikkeld.
Evenals haar voorgangster in 1934 heeft de commissie zich daar
bij laten leiden door de eischen, welke door Gemeenten, Waterstaat,
Kadaster, Spoorwegen, Cultuurmaatschappijen, enz. aan de gediplo
meerden zullen kunnen worden gesteld.
Van de vakken, welke in bijlage B van genoemd rapport zijn
vermeld, hebben wij gemeend den examenduur voor hoekmeting en dien
voor waterpassen te moeten omv/isselenomdat tijdens het praktische
hoekmeten meer tijd noodig zal zijn voor het beoordeelen van
theoretische aangelegenheden (opstelling en regeling van instru
menten, verkenning van een meet-kundigen grondslag e.d.) dan bij
het waterpassen.
A