2
berekend werden. Bij deze punten bestond n.l. geen controle op
de berekening, terwijl daarbij mogelijkheden van vergissing aan
wezig waren. Men vergeleek eerst of deze punten aan dezelfde
zijde der meetlijn lagen, als aangeduid was op de schets der
meetlijnen (foutief argument kon aldus soms ontdekt worden).
Daarna vergeleek men de lengte (afstand) op het veldwerk (of op
de schets der meetlijnen) met den gekaarteerden afstand daarvoor.
Bij berekening door middel van een overgang in geval van
excentrische opstelling gebeurde het wel eens, dat het teeken
van den overgangshoek d. fout wase Controle van een heele serie
aldus bepaalde punten, alleen door napassing van de onderlinge
afstanden is niet voldoende wanneer deze punten alle in bepaling
afhangen van één argument.
Meestal kon zich tijdens de kaarteering ruimschoots gelegen
heid voordoen om dergelijke punten te controleeren met de meet-
getallen van het veldwerk. Het is echter steeds zaak bij de
kaarteering van het detailveldwerk uit te gaan van die meetpunten
waarvan de juiste ligging op de kaart reeds vaststaat.
Het kan soms moeilijk worden een fout in de ligging der ge-
kaarteerde punten tijdens de kaarteering te ontdekken, vooral
als die fout gering is, wanneer men niet de hier aangehaalde
voorzorgen neemt. Het gevolg is dan veel verloren tijd om einde
lijk het abuis te ontdekken. Daarna overkaarteeren met vele
lijnen, soms kort naast de vorige. Zelfs is het mogelijk, dat
kleine afwijkingen niet ontdekt worden. Het vervaardigen* van
behoorlijke kaarteeringen van goed hermetingsveldwerk is niet
zoo gemakkelijk als oogenschijnlijk misschien lijkt. Daarvoor is
veel ervaring noodig en mag geen enkele inspanning te veel zijn.
De verdere kaarteering geschiedde op de wijze, zooals reeds
onder "Zelfstandige kaarteeringen" (blz.10, Augustus 1940) is
behandeld.
fig 38.
Het ombogen van groote afstanden geschiedt met een z.g. stang-
passer. Staat deze niet ter beschikking, dan kan men van stevig
papier een strook van voldoende lengte knippen en daarop vier
rechthoekige uitsnijdingen maken (in fig. 38 gearceerd). Het
snijpunt der stippellijnen op die papierstrook moet precies
boven het punt der kaarteering gehouden worden, hetwelk als midde
punt dient bij het ombogen. Daartoe trekt men door dat punt op
de kaarteering in potlood twee zuiver rechthoekig op elkander
staande lijntjes. Men legt de papierstrook zoodanig daarop, dat
de stippellijnen op de strook samenvallen met het kruis op de
kaarteering. De vier uitgesneden rechthoekjes maken het mogelijk
dit precies te doen. De om te bogen afstand is van te voren uit
gezet op de lijn, die over het midden van de strook getrokken is