Eerst als men weet tot welke afmeting de fout,die aan een theoretisch onzuivere werkwijze te wijten is,kan aangroeien, eerst dan mag een oordeel worden uitgesproken over de toe laatbaarheid van die werkwijzeZodoende kan de theorie niet' worden ontbeerd, om de afwijking,die de meer practische werk wijze meebracht, op haar toelaatbaarheid te toetsen. Daartoe zal die afwijking,die "fout" wiskundig in bepaalde groot heden moeten worden uitgedrukt. In figuur 1 wordt de halve afstand tussen de torens als eenheid aangenomen, zodat AM MB 1 .De afstand van S tot M wordt a gesteld. Uit S laten we nu de loodlijn op AB of het verlengde ervan) neer, wat het voetpunt T oplevert. De scherpe hoek SMT,welke aldus ontstaat, noemen we ^p. De grootheden AM, SM en <p zijn steeds eenvoudig met vol doende nauwkeurigheid te bepalen en kunnen dan verder de rol van "gegevens" vervullen, waarop in de verdere bereke ning kan worden teruggegrepen. In figuur 2 stelt SD de bissectrice van ASB voor. Het is nu zaak de "fout", het kleine hoekje DSM =5 in de juist genoemde gegevens uit te drukken. Stel J_ ASM S& en MSB S^. J_ ASD DSB, of S - 8S S zodat 2 8 S - S a b a b We keren nu terug tot figuur 1. Daarin is tg MST cotg<f ST a sin f> MI a cos <p AT a cos <p>- 1 BT a cos ip 1 tg AST a cos <p - 1 a sin <p - cotef - a sinp tg EST a cosy 1 a sin (p tg S tg MST - AST COtgVp- cotg 1 1 1 a sin j£a sin<l 2 1 cotg a sin 2 2 sm sm tp a sm Icos p 12 I 3.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1947 | | pagina 12