UITBREIDING BEVOEGDHEDEN BIJ RUILVERKAVELINGEN
In ons orgaan no. 3 van April 1947 wezen wij op een pers
conferentie van de Belgische Minister Borremans en Mr.Bure,
directeur-generaal van de dienst voor urbanisatie,gedurehde
welke bespreking men o.m. gewaagde van verstrekkende be
sluiten t.a.v. herverkaveling vanstedelijk grondbezit.
Op deze besluiten is scherpe critiek geoefend door perso
nen, die in de uitbreiding van de bevoegdheden bij ruilverka-
VelingSWetten een ongemotiveerde aantasting zagen van het
eigendomsrecht en een belemmering van de wederopbouw, terWijl
•naar de mening van de minister handhaving van de oude be
zitsverhoudingen een rationale woningbouw juist in de weg
staat. In verband hiermede wijzen we op de mening van een
Nederlandse voorstander van verbreding van de invloedssfeer
door ruilverkaveling.
In het Tijdschrift voor K. en L. van 1 April 1947 komt,
onder de rubriek Recht en Administratie,een artikel voor
van Mr. Stan Smeets, over "Waarom geen ruilverkaveling van
bouwterrein".
De schrijver stelt voor ,de Ruilverkavelingswet algemeen te'
maken door de bevordering van de landbouw in haar doelstel
ling te vervangen door de bevordering van de gunstigste b'o-
demverdeling in het algemeen, door bouwterreinen niet lan
ger uit te zonderen doch de verhouding tot het uitbreidings
plan te regelen en door de schatting uit te strekken tot
de gehele waarde van de inbreng.
Het ambtelijk apparaat, met name de Centrale Commissie en de
door haar te raadplegen lichamen zouden hieraan moeten wor
den aangeperstDe heer Smeets schrijft, dat de landmeters
tegen deze uitbreiding van hun taak reeds volkomen opgewas
sen zijn. Hij ontveinst zich niet,dat deze uitbreiding van
de ruilverkavelingssfeèr moeilijkheden mee zal brengen en
dat daaruit de wenselijkheid van vernieuwing der wettelijke
regeling zal blijken.
Met de agrarische ruilverkaveling is het echter ook zo ge
gaan,met het gevolg dat wij thans in haar een kostelijk mid
del bezitten om de grondeigendom op hechter grondslag te'
vestigen en daarmede tevens het algemeen belang te dienen.
Het artikel eindigt met de wens, dat dit middel in de
toekomst aan ons gehele volk en niet enkel aan het agrari
sche deel daarvan ten goede moge/komen.
16.
-O-O—O-O—O-O—