vastgelegd in de Mn. Res. van 27 April 1847, waarbij ik me
Dat het verwaarlozen van een stuk theorie ernstige gevolgen
kan hebben, zal eens overduidelijk worden aangetoond met een
bijna honderd jaar geleden uitgegeven Nederlands leerboek
der landmeetkunde. Het zal ons meteen de gelegenheid bieden
om een blik te slaan op de toenmalige toestanden.
Het is een echt ouderwets boek, waarin slechts één zin voor
komt die tenminste modern van stapel loopt: "In onze aan be
lasting zo vindingrijke dagen Hier glimlachen we een
beetje. Zoals misschien over honderd jaar geglimlacht wordt
over tijdgenoten, die zuchten over het finantiSle bewind van
een zo milde Excellentie als prof. Lieftinck.
Het boek is geschreven naar de toestand van het jaar
184-7. Wat dat zeggen wil, kunnen enkele cijfers ons misschien
het best doen beseffen.
Het totaal aantal landmeters werd bij K.B. van 9 Februari
1847 vastgesteld op 85 en was als volgt verdeeld:
25 van de le klasse, maximum bezoldiging 750.-
25 2e 600.-
35 3e 500.-
Een deel van deze landmeters was speciaal voor de kantoor
dienst aangewezen - hoeveel, vermeldt helaas het voor me
liggende boek niet. Het is getiteld: "De Kwekeling bij het
Kadaster in Nederland". De schrijver was A. Soutendijk, land
meter van het Kadaster en beëdigd klerk aan het kantoor der
Hypotheken en van het Kadaster te Tiel. De schrijver was dus
een kantoorlandmeter. Dit soort landmeters had de bewaarder
tot chef - de landmeter van de velddienst stond onder de
ingenieur-verificateur.
Ziehier een paar gegevens over de personeelsverhoudingen
véér honderd jaar, waarbij ik verder geen opmerkingen zal
maken. Liever schrijf ik van blz. 1 en 2 de volledige tekst
over van de exameneisen voor landmeter, zoals die waren
evenals bij de overige citaten van de hedendaagse spelling
bedien.
Programma van het Examen voor de Aspirant Landmeters
en voor de Landmeters van het Kadaster
a. Voor de Aspirant Landmeters wordt gevorderd:
1. Het schrijven ener nette, duidelijke en lopende hand.
2. De grammaticale kennis der Nederlandse en Franse talen,
zodanig, dat de Aspirant de eerste grondig kenne en in
de twèede zo ver bedreven zij, dat hij zonder veel moeite