Zo wordt 130 x 240 x sin 47 34*10" 2 uitgerekend door
vijf maal in de logarithmentgfel te zoeken, inplaats van
driemaal uit 136OO x sin 47 34'10" Niet alleen is de eer
ste bewerking omslachtiger, hij is bovendien onnauwkeuriger.
Logarithmen zijn steeds benaderde waarden, hoe meer er in de
tafel wordt opgezocht, hoe groter de mogelijke onnauwkeurig
heid in het eindresultaat wordt.
Ik vraag me af, of het meetkunde-vraagstuk no. 7 dat
hiervoor is genoemd en een uitkomst (30 X 40 2 opleverde
ook niet meteen als logarithme-vraagstulc was bedoeld - en
dan vooral viermaal opzoeken in de tafel l Overdreven
Tenslotte wordt om de machtsverheffing door middel van de
logarithmen te demonstreren'met behulp van een tafel in 7
decimalen 200 uitgerekend.
Maar hetgeen hier naar aanleiding van vraagstuk 7 veron
dersteld wordt kan nog beter worden gestaafd met een gelijk
soortig geval op blz. 93. Daar wordt inderdaad de opper-
vlakte van een rechthoekige driehoek (uit beide rechthoeks
zijden bepaald door vier maal in de tafel op te zoeken.
Het staat er als volgt
"(383 X 281,43) 2 (383 X 28143 200 - halt
die vermenigvuldiging en deling worden wat groot,doe dit maar
eens door de logarithmen." Heb ik te veol gezegd
De tafel, die door de schrijver gebruikt werd, is die van
Franpois Callet, waarvan ik een exemplaar uit het jaar 1842'
bezit. Uitvoerig wordt in meer dan honderd bladzijden gespro
ken over de uitvinding der logarithmen, hun eigenschappen
en berekening. Soutendijk zal deze bladzijden uit zijn tafel wel
nooit hebben bekeken. Hoe kan hij anders de dwaasheid uithalen
om op blz. 86 met zijn tafojg in 7 dec. öp te zoeken
log. 463788342718 11,6681881037^3 waarbij hij de illusie
heeft, door een herhaald gebruik van het interpolatietafeltje
een in alle cijfers (13 dec.!) nauwkeurige uitkomst te hebben
verkregen. Het omgekeerde lamst jo neemt een volle bladzijde in
beslag en levert uit de logarithme het getal op. Alle cijfers
stemmen weer overeen. Deze contrSlo zal hem wel volkomen van
de juistheid van zijn handelwijze hebben overtuigd .Vandaar zijn
zelfverzekerdheid waarmee hij decreteert: De logarithmus is'
nu juist gevonden, het is evenwol voor de berekening voldoen
de 11,6681888 te nemen Hij schijnt er geen ogenblik bij stil
to staan, dat de eerstgevonden logarithme, die hij uit do ta
fel licht, een afgerond getal is; dat bij het interpoleren
benaderde waarden worden gebezigd; dat tenslotte do aangroei
ing van do numerus niet zuiver gelijke tred houdt met die van