tegen alle goede tradities in zou uiten op een wijze,die in strijd is met de waardigheid van de ambtenaar. Thans is echter een punt bereikt,dat wij niet langer mogen zwij gen. De nood in de meeste ambtenaren-gezinnen is te hoog gestegen; de uitgaven kunnen reeds lange tijd niet meer' door de inkomsten worden gedekt en de laatste reserves,' voor zover bij enkelen aanwezig, zijn verbruikt. Vele amb tenaren hebben reeds door voorschotten op hun salaris of op andere wijze crediet moeten opnemen. Een onmiddellijke voorziening is dus dringend noodzakelijk, wil niet een groot aantal ambtenarengezinnen financieel te gronde gaan. Wij menen dit ook spoedig van de regering mogen verwachten, gezien het feit, dat zij haar afwijzing van een grotere salarisverhoging dan van IQSz baseerde or het vooruitzicht van een daling der prijzen. Nu deze achterwege is gebleven, is het een eis van socia le rechtvaardigheid, dat de salarissen stijgen. Ook voor de overheid zijn bij een behoorlijke regeling der bezoldiging grote belangen betrokken. De geringe aantrek kelijkheid, welke de overheidsdienst blijkt te bezitten, en die onzes inziens hoofdzakelijk voortvloeit uit de omstan digheid, dat de salariëring in overheidsdienst verre bij die in het particuliere bedrijf is ten achter gebleven dwingt vele rijksdiensten en lagere publiekrechtelijke li chamen onvoldoend geschoold en onbekwaam personeel tegen onevenredig hoge salarissen in dienst te nemen, hetgeen niet alleen de verhoudingen in het ambtenarencorps niet ten goede komt, maar ook het ergste doet vrezen voor een goed functioneren van het overheidsapparaat. Na alles wat hierover in de afgelopen maanden is gezegd en geschreven - wij mogen b.v, wijzen op het artikel ih de Gemeentestem van 14 Juni j.l. en op hetgeen de burge meester van Rotterdam, Mr. P.J.Oud, in zijn hoedanigheid van voorzitter der Vereniging van Nederlandse Gemeenten' in zijn openingsrede op de algemene vergadering dier vereni ging op 25 Juni j.l. terzake heeft gezegd -achten wij het overbodig hierop thans dieper in te gaan. Volgens het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 11 Augustus j.l., nr. 47, bedroeg het index-cijfer van lonen volgens regelingen van volwassen mannelijke arbeiders op J1 Juli 1947 voor nijverheid en landbouw 177-° (basis Juni 1953/juni 1939 =100). Op 31 December 1946 was dit cijfer 175-4 In deze cijfers zijn de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1947 | | pagina 45