uitkeringen ingevolge de Kinderbijslagwet niet begrepen.
Bovendien zijn de lonen in werkelijkheid aanzienlijk hoger
doordat in vele gevallen diverse toeslagen, winstaande
len en toeslagen op spaarregelingen worden toegekend,
welke de overheid uiteraard niet kan verlenen, waarbij wij
dan de "zwarte"lonen nog buiten beschouwing laten.
Ter vergelijking met deze cijfers uit het vrije bedrijf
hebben wij voor een aantal rijksfüncties nagegaan, hoe
groot de stijging der bezoldiging is geweest in de perio
de van 1938/1959 tot 1 Juli 194-7-
Wij kwamen hierbij tot het resultaat, dat voor een ge
huwd schrijver 2e klasse zonder kinderen in een eerste
klas gemeente de bezoldiging is gestegen tot 156,3
voor een schrijver le klasse tot 153,1 voor een ad
junct-commies tot 150,8 voor een commies tot 142,3$,
voor een hoofdcommies tot 138,9$, voor een referenda
ris tot 138 en voor een administrateur tot 137,3
Toor het personeel der lagere publiekrechtelijke
lichamen zijn deze verhoudingen in vele gevallen nog' on
gunstiger, daar - afgescheiden nog van de veel voor
komende laagte-excessen - tengevolge van de toetsing
-der wedden van dit personeel aan die van het rijksper
soneel en van het particuliere bedrijfvoorgeschreven
bij Uw circulaire van 10 December 194-6, afd. Ambtena
renzaken, bureau III, nr. 25158/G, de toepassing van
het besluit nr. G 362 een veel geringer salarisverho
ging dan voor het rijkspersoneel ten gevolge had,welk
geringer bedrag dan nog dikwijls niet of slechts ge
deeltelijk is uitbetaald.
Gezien het vorenstaande dringt het Ambtenarencen-
trum er met klem op aan de volgende maatregelen te
willen treffen
le. een spoedige definitieve afdoende herziening der
bezoldiging van het overheidspersoneel;
2e. een onmiddellijke toekenning bij wijze van noodvoor
ziening te rekenen vanaf 1 Januari 194-7 tot aan de
invoering der definitieve bezoldiginsregeling van
een toelage ter grootte van 25$ van de basiswedden
van Mei 1940 boven de wedden, zoals die luiden na
de toepassing van het Koninklijk besluit van 14 De
cember 1946 Staatsblad no. G 562), voor het ge
hele overheidspersoneel