Verder is er nog geen machtiging gegeven om toepassing
te geven aan een zeer belangrijk onderdeel van de taak
van de Centrale personeelsdienst, n.l. om over te gaan
tot het stimuleren,coördineren, enz. van maatregelen
op het gebied van de algemene ontwikkeling en ontspan
ning van het Rijkspersoneel.
Beperkingen bij de afgifte van jachtakten voor het
jachtjaar 1947/1948.
Het zal verscheidene collega's zijn opgevallen,dat men
van de zijde van het publiek in de kadastrale stukken
meer dan tot dusverre een onderzoek instelde naar vorm
en omvang van verschillende percelen voor de jacht.
Ter oriëntering volgt hieronder de oorzaak van die
nieuwsgierigheid.
Het Ministerie van L., V. en V heeft bij aanschrijving
van 28 Juni voorgeschreven, dat bij afgifte van jachtak
ten voor het jachtjaar 1947/1948 de volgende richtlijnen
in acht moeten worden genomen:
1. Krachtens het bepaalde bij artikel 8 der Jachtwet 1923
zal op een verzoek om een jachtakte afwijzend zijn te
beschikken op grond van de omstandigheid, dat misbruik
is te vrezen van de bevoegdheid om te jagen,indien hij,
voor wie de akte bestemd is, niet kan bewijzen in de ge
legenheid te zijn tot het bejagen:
a. hetzij van een aaneengesloten terrein (land en/of
stranden,schorren, gorzen,kwelders,slikken,wadden en
wateren) van een oppervlakte van ten minste 40 ha.
waarin, wat het voor de jacht geschikte gedeelte be
treft, een cirkel met een straal van ten minste 150
m. kan worden beschreven;
b. hetzij van een zuivere waterwild jacht (land en/of
stranden,schorren, gorzen,kwelders,slikken,wadden en
wateren) van een aaneengesloten oppervlakte van ten
minste 1 ha, waarin een straal van ten minste 15 m.
kan worden beschreven en waarop ander wild dan water-
wild zeldzaam wordt aangetroffen.
2. De jachtakte van hem, die jagende is aangetroffen op
terreinen,welke niet voldoen aan de omschrijving onder 1
zal op grond van de omstandigheid, dat misbruik is
gemaakt van de bevoegdheid oei te jagen, ziin in te trek
ken binnen 14 dagen nadat het feit is komen vast to