5. Een punt van de omtrek van het perceel zoeken (het be
ginpunt) waar de afwikkeling nihil' is, daar een klein
verschil in begin- en eindpunt dan van weinig invloed
is. Hiervoor kan men b.v. het snijpunt met de zwaarte-
cirkel nemen. Het rolletje bevindt zich dan vlak bij
het draaipunt van de werkschijf.
6. Meetrol laten zakken; omlcoploupe op stift op dë om
trek plaatsen iets vóór het beginpunt om eventuele do
de gang op te heffen, en daarna naar het beginpunt
verschuiven.
7. Stand noteren van pool- en werk3chijf, door de plaats
van de hierop voorkomende of aan te brengen) tekens
op het papier aan te geven. Telwerk aflezen.
8. Vervolgens rechtsom (nooit links!) langs de omtrek
gaan tot het beginpunt. Aflezen, en eventueel even te
rugschuiven en opnieuw op het beginpunt instellen.Weer
aflezen en nogmaals de perceelsomtrek langs tot het be
ginpunt. Weer aflezen. De eerste serie is nu klaar.Deze
bestaat dus uit óón of twee aflezingsverschillen.
9. De tweede serie beginnen in diametrale stand van de
beide schijven en het meetrolletje, dus a) poolschijf
- 200 gr. draaien, b) meetrolletje in dusdanige stand
brengen (door enige bewegingen met de omlooparm te ma
ken) dat, indien de eerste aflezing b.v. 2624-3 was
(waarvan dus de cijfers 24 op de meetrol zijn afgelezen)
de beginstand van de tweede serie is 26743 en c) na de
meetrol omhooggeschroefd te hebben, de draaischijf in de
diametrale stand brengen. Dit alles geschiedt om even
tuele excentriciteitsfouten te elimineren.
10, De verdek handelwijze is als bij de eerste serie. Na be
ëindiging van de tweede serie de meetrol opdraaien.
11, Het gemiddelde van de aflezingsverschillen bepalen en
dit vermenigvuldigen met de factor, die behoort bij de
gebruikte arminstelling en schaal. (We hebben natuurlijk
altijd een even aantal verschillen
12, Krimping van het plan bepalen; is deze in de X-richting
pen in de Y-richting q dan moet de gevonden opper
vlakte met (p q)% worden vermeerderd om de grootte
van het perceel te vinden.
OPMERKINGEN:
a. Door relatieve planimetrering (vergelijking met'een be
kend oppervlak,b.v. een ruit of de proefcirkel,met wil
lekeurige arminstelling) ontgaat men de invloed van de