krimping en die van eventuele fouten in de instelling van
de lengte van de omlooparm.Deze methode is zeer aan te be
velen.
b) Aangezien de planimeter een zeer gevoelig instrument is
gelieve men er uiterst voorzichtig mee om te gaan. Men
moet daarom nooit de gekartelde rand van de poolschijf
en het meetrolletje met de hand aanraken en zo weinig
mogelijk de blanke metalen onderdelen.
C A.CB
o—o—o—o—
IETS OVER HET GETALBEGRIP.
Het tellen houdt voor ons,bij een oppervlakkige beschou
wing,niets bijzonders in.Het opzeggen van de rij der natuur
lijke getallen doen wij geheel automatisch. Dit is echter
niet altijd zo geweest. Het getalbegrip is zeer oud,hetgeen'
wel blijkt uit het feit, dat vele telwoorden in de verschil
lende talen sterke overeenkomst vertonen;zij ontstonden dus
vóór de splitsing der volkeren.In de oudheid had men van
de begrippen tellen en hoeveelheid slechts een zeer vage
en gebrekkige voorstelling.
Om hiervan enig idee te krijgen,gaan wij eens na, hoe het
tellen nu nog geschiedt bij zeer primitieve volksstammen
Over de ontwikkeling van het getalbegrip hield Dr.J.Popken,
thans hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht,in 194-0
en in 1947 twee interessante voordrachten,aan welke enkele
onderdelen van dit artikel zijn ontleend.
Prof. Popken vertelt dan, hoe het telproces verloopt bij
sommige negervolken:
De Tfedda's, een zeer primitieve volksstam op Ceylon
kennen geen telwoorden en toch lukt het hun voorwer-
pen te tellen. Daarvoor gebruiken zij een aantal staaf-
v jes. Aan elk te tellen voorwerp wordt een staafje toe-
gevoegd. Door tenslotte de toegevoegde staafjes te t>un-
delen en te bewaren,kan de Wedda op elk ogenblik con-
troleren of er één of meer voorwerpen aan de getelde
verzameling ontbreken."
Een ander negervolk heeft zijn getalbegrip iets verder ont
wikkeld. Zij gaan als volgt te werk
Bij het tellen van aantallen, die 100 te boven gaan,moe»
ten drie mannen dit zware en verantwoordelijke werk ver-