velde.
Speoiaal voor de ruilverkaveling is dit thans meer dan
ooit een dringend probleem geworden. Bij de taakverdeling
behoeft men heus niet angstvallig vast te houden aan de
ouderwetse opvatting,dat een geschoold Technisch Ambte
naar niet voldoende verantwoordelijkheidsbesef bezit en
niet zelfstandig kan werken. De praktijk heeft reeds
lang bewezen, dat dit besef en die mogelijkheid zeker in
niet mindere mate ook bij deze groep leeft. Het is alleen
maar ergerlijk,dat dit opnieuw moet worden gezegd.
Ook al zal men momenteel niet kunnen vragen om ver
driedubbeling van het kadastraal-landmeetkundig perso
neel uit de Technische Ambtenaren, toch blijft de mede
werking van het Departement van Financiën thans ver be
neden de verwachtingen. Ook verschillende kamerleden
(men leze nog eens de Handelingen van de begrotingspe-
riode 1948} zijn van mening, dat uitbreiding in snel tem
po gewenst is.
Dit behoeft naar onze mening een gedegen opleiding van'
dat personeel niet uit te sluiten. Laten wij ook hier let*
ten op de vermoedelijke behoeften van de toekomst. Later
zou het kunnen worden "betreurd, dat de basisopleiding
niét steviger is geweest. Deze opleiding is niet compleet.
Met de geforceerde opleiding van de laatste examenszijn
wij op'de verkeerde weg. We herinneren ons cursussen,die'
ongetwijfeld betere resultaten te zien gaven. Er zijn ge
breken, weike door ëen ietwat langere opleiding of door
een voor- of tussentijdse detachering aan de Bureaux
kunnen worden opgeheven. Het' belang van de kadastrale
dienst in de toekomst wettigt volkomen deze bèscheiden
eis. Wij zijn reeds lang heen gegroeid over de tijd,waarin
gewichtig-doende commissies constateerden,dat mén voor
het verrichten van eenvoudig meetwerk desnoods wel ande
re ambtenaren dan landmeters van het Kadaster zou kunnen
gebruiken.
Momenteel zien zeer vele deskundigen wel in, dat een
belangrijk deel van de landmeetkundige werkzaamheden te
velde door de Technische Ambtenaren wordt verricht en
een nog groter deel zou kunnen worden verricht, indien'
men tijdig rekening had gehouden met de daarvoor noodza
kelijke uitbreiding van het corps. Als er nu nog bezwa
ren mochten bestaan ,om tot plaatsing op grotere schaal
bij de Bijhoudingsdienst over te gaan,dan zijn die bezwaren