Opleiding voor Geodetisch Ingenieur
In de vergadering van de Tweede Kamer van 20 October 1948
is zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan
genomen een ontwerp van wet tot aanvulling en wijziging van
de hoger-onderwijswet, waardoor o.m. de opleiding voor Geode
tisch Ingenieur aan de Technische Hogeschool mogelijk is
gemaakt.
In art. 3 van dit wetsontwerp is bepaald dat zij, die vóór
1 Januari 1949 waren ingeschreven aan genoemde hogeschool
voor de studie voor civiel-landmeter tot 1 Augustus 1953 gelegen
heid hebben deze studie te voltooien.
De studierichting voor G.I. wordt ingesteld in de plaats van
de huidige opleiding. Blijkens de toelichting heeft de ervaring
namelijk geleerd, dat de resultaten van de opleiding voor civiel-
landmeter niet bevredigend waren.
De duur van de nieuwe opleiding is op vijf jaar geschat, waar
van 4]/2 jaar voor de studie aan de Technische Hogeschool en
een half jaar voor de practijk. Door deze opleiding is het mogelijk
het tegenwoordig te sterk gecomprimeerde studieprogramma uit
te strekken over een langere tijdsduur en zodoende tot een ratio
neler opeenvolging van vakken te geraken.
Wij menen, dat ons dienstvak van de resultaten van deze be
slissing nog veel kan profiteren.
Het heeft lang geduurd, voor en aleer men tot deze volledige
academische scholing van de Geodeet geraakte.
Reeds lang heeft men in vakkringen gedacht aan een opleiding
te Delft, waar de landmeter vroeger gelegenheid werd geboden,
(door detachering in nabijgelegen standplaatsen) de colleges in
de geodesie te volgen.
Heel lang is die opleiding in stijgende lijn gegaan. Prof.
Dieperink memoreerde al in 1919 (bij de opening der lessen aan
de landmeterscursus te Wageningen), hoe de achtereenvolgende
examencommissies hebben gezorgd, door gebruikmaking van de
vage omschrijving der examenvakken, dat bij de examens rekening
is gehouden met de eisen des tijds. Men zag dus ook toen, wat
F. Schuurman in 1932 schreef in het Tijdschrift voor Kadaster-
en Landmeetkunde, n.l. dat vooral door de grote ontwikkeling
der geodetische problemen en de hoge eisen, die de practijk aan
de ambtenaren stelde, een sterke drang ontstond haar een weten
schappelijke, goed geregelde studie en S. constateerde, dat dit
voor de hogere kadasterambtenaren in de toekomst in steeds ster
kere mate nodig zou blijken.
De Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde heeft tot de
ontwikkeling van de studie der landmeters veel bijgedragen.
De aanneming van het wetsontwerp 940 is mede een gevolg
van de volhardende arbeid van verscheidene harer leden en
oud-leden.
2