Het ijzerertsvoorkomen „Bomi Hill" ligt pal ten Noorden van Monrovia, op slechts 80 km afstand. In de toekomst wil de Liberia Mining Company Ltd. die concessies heeft om Bomi te exploi teren een millioen ton ijzererts per jaar naar de haven afvoeren. Dit moet per rail geschieden en de aanzienlijke aanlegkosten van zo'n spoorweg zijn in grote mate afhankelijk van het te volgen tracé. Aan het Ingenieursbureau van Steenis te Utrecht is toen in 1947 opdracht gegeven om naar een zo gunstig mogelijk tracé te zoeken. De brigade, die naar donker Afrika vertrok, bestond uit 2 middelbaar technici en schrijver dezes. Van het gebied, waar we gingen werken, bestond geen enkele betrouwbare kaart. En een kaart was voor ons werk onontbeer^ lijk. Onmiddellijk werd toen overwogen om gebruik te maken van luchtkaartering. De kosten hiervan bleken echter te hoog te worden. (Dat was jammer, want anders hadden we op zo'n situatiekaart met hoogtelijnen om de 2Yi m direct al tracees aan kunnen wijzen, die in het terrein dan verder onderzocht zouden moeten worden). We waren dus aangewezen op de moeizame, tijdrovende en in dit geval gebrekkige terrestrische methode. Met ons instrumentarium en huishoudelijke benodigdheden op de hoof den van onze dragers trokken we het bos in. Als grondslag voor de te maken kaart werd een polygoon gemeten vanaf het Zuiden tot aan Bomi Hill, langs een bestaand pad. Aanvankelijk hadden we geen theodoliet. Het enige hoekmeetinstrument waarover we beschikten was een klein kompas met een ,,randverdeling" in 10°! Met dit kompas en een stalen meetband van 30 m hebben we een strook in het Zuiden van 11 km lang en ongeveer 1 km breed opgemeten. Langs de opgenomen vaak zeer smalle paadjes werd ook een waterpassing uitgevoerd, zodat we na 1 Yi maand werken tenslotte een vrij aardig overzicht van dat gebied hadden. Dat terrein in het Zuiden bleek vrij vlak te zijn. Nergens een groter hoogteverschil dan 15 m. Hoog bos was hier niet aan wezig, maar door het geringe hoogteverschil benam het z.g. secun daire bush toch nog alle uitzicht en goed uitzicht zou ons juist zoveel kunnen helpen bij de beoordeling van het terrein. Het werk kreeg een meer landmeetkundig aspect toen we be schikten over een theodoliet. Deze ,,de Koningh" was te koop in een Monroviaans warenhuis en bleek een overlevende te zijn van een vroegere Hollandse poging om Bomi Hill te exploiteren. Het polygoneren was niet altijd eenvoudig, omdat het bestaande pad, waarlangs gemeten werd, smal en kronkelig was. (Omdat we meestal in de schaduw van bomen werkten hadden we van on dulatie bij het hoekmeten weinig last). Voorop ging een hakploeg die met bijlen en hakmessen het pad kanaliseerde, dus de vorm van het pad minder grillig maakte. Zo werd het aantal polygoon zijden verminderd en hun lengte steeds boven 40 m gehouden, zonder al te veel kapwerk. We maakten gebruik van piketten, 46

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 14