strook, niet te ver van deze uitgangspunten gelegen. Een nulpunt van de waterpassing bestond nog niet, zodat we dat zelf moesten aannemen. De verkenningen voerden ons soms in gebieden, waar we niet konden beschikken over negerhutten en daarom kwam het prachtig van pas, dat we toen per ploeg een Amerikaanse legertent van 14' bij 14' als woonhuis kregen. De verkenningen zelf gingen als volgt: Alle in aanmerking komende paadjes werden met behulp van horloge en kompas op genomen, waarbij begonnen en geëindigd werd op reeds bekende punten. B.v. 3 minuten gelopen, azimuth 210°; 1 minuut gelopen, azimuth 245° etc. Onze wandelsnelheid was empirisch vastgesteld, zodat we de tijden in afstanden konden omrekenen. Van kreekjes en andere obstakels werden dan meteen de bijzonderheden ge noteerd. Thuis (in de tent) werden deze gegevens uitgewerkt, zodat we langzamerhand voldoende van het terrein wisten en tot een conclusie konden komen, waar een gunstig, tracé te verwach ten was. Natuurlijk werden ook de nodige hoogtemetingen ver richt. In zo'n gunstig beoordeeld gebied werd dan een rechte sleuf gekapt, meestal van enkele kilometers lang. Op deze wijze ont stond een polygoon met zeer lange zijden, die dan de strook aan gaf, waar de spoorweg ongeveer zou komen te lopen. Het ont breken van uitzicht veroorzaakte ook wel eens verrassingen, als een sleuf opengekapt werd. Dan werden heuvels ontdekt, die te voren niet te zien waren geweest. Liep de sleuf zelf over zo'n heuvel heen, dan werden de zijsleuven gekapt van 100 tot 300 m lang, waarin de niveauverschillen bepaald werden niet door tijd rovend waterpassen, maar met behulp van Paulin aneroides. De hoofdsleuf was tevoren nauwkeurig gewaterpast en de aneroide- metingen konden dus aangesloten worden op de daarin geplaatste betonnen hoogtemerken. De aneroides werden bij voorkeur ge bruikt in sterk geaccidenteerd terrein, waar het er om ging hoogten te bepalen, die slechts op 2 a 3 m nauwkeurig behoefden te zijn. Dat was voldoende om te kunnen concluderen, waar een heuvel complex het gunstigst gepasseerd kon worden, en op welk niveau. Dat niveau werd dan weer bepaald door de gevonden resul taten in aangrenzende gedeelten. We mochten geen grotere hel lingen toelaten dan 8 op 1000. Een vlak gedeelte op niveau 20 m bepaalde dus al dat een heuvelcomplex op 2 km afstand maximaal op 20 8 X 2 36 m doorsneden kon worden. Dit gaf natuurlijk wel eens schijnbaar onoplosbare situaties, die echter dank zij de grillige topografie van Liberia toch altijd een oplossing bleken te hebben. Behalve de bestudering van het grondverzet waren ook de rivierovergangen van belang. Een gunstige situatie van de brug over de Kpo River (40 m) en de Maheh River (ruim 60 m) betekende direct al een grote kostenbesparing. Hoge stevige oevers in een rechtstand van de rivier, rivier daar zelf niet te breed, ziedaar enkele eisen, waar aan voldaan moest worden. Van zo'n rivierovergang werd dan 48

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 16