Het behoeft voor ingewijden wel geen betoog, dat in zeer veel gevallen het totstandbrengen van een ruilverkaveling wijziging in het bestaande landschapsbeeld tot gevolg heeft. Nu was dit een omstandigheid, welke in het eerste twintigtal jaren na het inwerkingtreden van de Ruilverkavelingswet 1924 in het alge meen enkele gevallen daargelaten niet bijzonder de aan dacht trok. De blokken waren meestentijds van beperkte omvang, het tempo, waarin de werkzaamheden plaats vonden was geleide lijk en in vele gevallen betrof het terreinen, gelegen in gebieden, die uit een oogpunt van landschap of wetenschap weinig belang rijk waren. De sinds de oorlog sterk toegenomen drang naar rationalisatie en intensivering van het bodemgebruik schiep evenwel een vol komen nieuwe situatie. In een schier onafgebroken stroom komen thans de aanvragen voor ruilverkaveling binnen. De kleine blok ken van voorheen groeiden uit tot complexen, die soms bijna een gehele streek beslaan! Terreinen van duizenden hectaren zelfs van 8 a 9.000 ha, bevinden zich daaronder. De herverkaveling Wal cheren slaat wel het record met circa 15.000 ha! Bovendien sluiten de blokken vaak volkomen aanéén en zodoende vormt een gebied als N.O. Twente op den duur waarschijnlijk één groot geheel van ruilverkavelingen. Momenteel zijn naar ik meen in voorbereiding of uitvoering omstreeks 270.000 ha. Globale schattingen toonden aan, dat in totaal circa 1.000.000 ha voor ruilverkaveling in aan merking zal komen. Met deze feiten voor ogen zal het duidelijk zijn, dat de toe komstige ontwikkeling van ons landschap voor een belangrijk deel afhankelijk zal zijn van de wijze, waarop de ruimtelijke problemen bij het ruilverkavelingswerk tot een oplossing worden gebracht. Want onder deze honderden aanvragen bevinden zich gebieden met uitmuntend natuur- en landschapsschoon. Vele onzer meest befaamde landschappen maken hiervan deel uit. En dit laatste behoeft ons feitelijk geenszins te verwonderen, want zeer veel schoonheid treft men dikwijls juist daar, waar de occupatie door de mens weinig intensief is, zodat een rijke begroeiing het cultuur landschap is blijven stofferen. Waar nu, zoals blijkt, bij de behandeling van vele dezer nieuwe aanvragen de schoonheid van ons landschap in het geding is, kan men bij de beoordeling hiervan een verschillend standpunt innemen. In het ene geval kan men een ingrijpen in deze veelal oude landschappen als verwerpelijk beschouwen en streven naar een integraal behoud hiervan. Naast een miskenning van talrijke maatschappelijke belangen maakt men daarbij de denkfout, dat het Nederlandse landschap een statisch gegeven zou zijn. En juist het tegendeel is waar. Ook voor de meest behoudende natuur beschermers blijkt dit langzamerhand een overwonnen standpunt te zijn. 53

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 21