zijn de morphologie altijd te volgen. Daartegenover staat, dat het zowel om economische als om landschappelijk-planologische rede nen in vrijwel alle gevallen de voorkeur zal verdienen. Het is waarlijk opmerkelijk, hoe het juist de geringe nuancerin gen zijn, welke op het totaal-beeld van een weg vaak van de grootste invloed zijn. Dit wordt, zoals bij nauwkeurige waar neming blijkt, in de meeste gevallen veel meer bepaald door de kleine gevoeligheden in tracé en profiel dan door de aanwezigheid van enkele markante punten of bochten. Het is daarom van betekenis, vooral bij de reconstructie van oude landschappen, om ter verkrijging van harmonie met het om ringend gebied, al te grote rechtstanden in het ontwerp van wegen en waterlopen te voorkomen. Vanzelfsprekend zijn voor dit alles geen vaste regels te geven en dient ieder geval op zichzelf beoordeeld te worden. Maar veelal zijn rechtstanden, welke in de hierbedoelde oude landschapstypen gevormd worden en een afstand van circa 200 m te boven gaan, visueel" dikwijls onbevredigend. Zonder de in landbouwkundig opzicht gewenste gestrektheid" te kort te doen of ook maar enigszins nadelig te beïnvloeden is vaak het aanbrengen van zeer geringe brekingen in het tracé voldoende om een meer bevredigend concept tot stand te brengen. Het verschil van een hele of halve wegbreedte is daarvoor meestentijds toereikend. In de regel geeft bovendien het terrein, bij een bewust streven hiernaar, daar toe aanknopingspunten te over. Ook is de meest logische verbinding tussen twee vaststaande punten in een blok of onderdeel daarvan, waartussen een weg moet worden aangelegd, lang niet altijd de rechte lijn. Neemt men, ter verkrijging van een min of meer gelijke kaveldiepte, de be grenzende lijnen van dit blok of onderdeel (meestal wegen, water lopen e. d.) tot richtsnoer, dan vindt in zeer veel gevallen de keuze van het meest logische tracé van de aan te leggen ver binding juist daarin zijn motivering. En veelal is de werkelijk doel matige constructie ook de fraaiste, omdat zij logisch voortvloeit uit de hoedanigheid en de eigenschappen van het terrein. In een landschap als b.v. de Beemster zal iedere nieuwe verbinding, waar dan ook benodigd, wil zij logisch zijn en passend in het landschap, volkomen recht moeten zijn. Het behoeft wel geen betoog, dat een soortgelijke opgave in b.v. één onzer oude, diluviale landschappen vrijwel altijd tot een andere slotsom zal leiden. Begrip voor het landschap en gevoel voor verhoudingen zal in de meeste gevallen wel de goede keus bepalen. Bij het projecteren van de wegen voor de ontsluiting van een blok is het voorts van veel betekenis voor het verkrijgen van een structureel gaaf geheel de lijnen" van de belangrijkste wegen, 57

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 25