en tot die van de ambtenaren van het kadaster, behoef ik thans niet zoveel meer te zeggen, omdat de heer Ritmeester hierover reeds zo uitvoerig heeft gesproken. Niettemin meen ik, dat daar aan toch nog wellicht iets kan worden toegevoegd. In de eerste plaats kom ik dan tot de positie van de ont vangers Het tweede j)unt betreft de ambtenaren van het kadaster, de tekenaren, thans technische ambtenaren» De heer Ritmeester heeft dit punt uitvoerig besproken en daarbij o.a. bepleit, de thans bestaande titel technisch ambtenaar" te handhaven. Bij dat verzoek sluit ik mij zeer gaarne aan. Er valt in verschillende dienstvakken een ontwikkeling te constateren, waarbij ook het middelbare personeel zeer belangrijke taken krijgt opgedragen; ik neem aan, dat dit ook bij de landmeetkundige dienst het geval is. Dan is het echter goede personeelspolitiek met een dergelijke ontwikkeling rekening te houden en, wanneer zich uit het korps zelf ambtenaren ontwikkelen, die een dergelijke taak naar behoren kunnen vervullen, aan die ambtenaren ook de rang te geven, waarin zij bevrediging vinden. Handhaving van deze titel zal een grote onrust onder dit personeel wegnemen; het zal hun de waarborg geven, dat zij onder het middelbare per soneel blijven gerangschikt. Daartoe zal tevens nodig zijn, dat de exameneisen op peil worden gehouden, opdat ook de toekomstige ambtenaren in deze rang de kennis zullen hebben, die bij hun mid delbare positie past» De Heer Engelbertink (bl. 510): Mijnheer de Voorzitter! De Minister zegt in de Memorie van Antwoord, dat de personeelsbezetting en -formatie bij de Dienst van het Kadaster zodanig zijn, dat 'de in uitvoering zijnde ruilverkavelingen in het vereiste tempo verlopen. De vraag is echter, of de versnelde en versterkte ruilverkave ling, die in het belang van de landbouw dringend nodig is, niet sterk zal worden geremd, doordat het Kadaster de meerdere land meetkundige werkzaamheden niet snel genoeg zal kunnen verwerken. De Minister zegt wel, dat er momenteel 121 personen voor de kantoordienst in opleiding zijn, maar het gaat juist om de velddienst. Is het juist, dat hiervoor eerst 30 personen waren aangewezen en dat dit aantal thans is teruggebracht tot 15? Indien dit juist is, kan de Minister dan mededelen, waarom dit is geschied? De Heer Lieftinck, Minister van Financiën (bl. 517 en 518): Wat betreft het personeel van het kadaster, is de vraag gesteld door de geachte afgevaardigde de heer Ritmeester of het juist was, dat er in de omgeving van Den Helder technische amb- 78

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 46