door de oud-Nederlandse landmeters werd bestreken, is naar mijn mening niet gering te achten. Reeds uit de in mijn inleiding op gesomde titels spreekt duidelijk, welke kleine deeltjes van het veld van onderzoek door mensen uit onze eigen professie in de loop der jaren werden omgeploegd. Sterker nog blijkt de weinige geneigdheid binnen onze kringen tot bestudering van het leven en het werk van oud-Nederlandse landmeters uit de omstandig heid, dat in hèt standaardwerk over het Kadaster (n.l. in dat van MulderSoutendijk) 5) in 1916 onweersproken de opmerking van de heer Van Beurden uit het jaar 1888 6) kon worden over genomen, dat als uitvinder der eigenlijke schalen de Zweedse sterrekundige Tyge Brahe wordt genoemd. En wat tekenender is: over deze opmerking zoekt men in onze vaktijdschriften tevergeefs een aanvullende verklaring, welke erop wijst, dat in tal van Neder landse archieven kaarten berusten, waarop de schaal in soms modern-gelijkende tekening is aangegeven, welke kaarten dateren uit de tijd toen Brahe nog moest geboren worden. Hier komt m. i. reeds duidelijk de waarde van uitgebreider onderzoek der aan wezige gegevens om de hoek kijken. Soms kan al een enkel nieuw gegeven ongekende vergezichten openen. Nemen wij b.v. de opdracht tot het maken, in het begin der 18e eeuw, van een kaart van het gebied van de bisschop van Roermond, waarover de heer Van Beurden interessante bijzonder heden vertelde7). Bisschop Baron de Roulenecourt zocht daartoe een zeer bekwaam persoon en het kan ons misschien een beetje verwonderen, dat hij uiteindelijk de hulp erlangde van de Waalse Jezuïtenpater Leclercq, die in 1710 ten behoeve van de totstand koming der kaart een driehoeksnet legde over het gehele uit gestrekte gebied tussen Luik en Nijmegen. Een andere kijk op het geval krijgen we ongetwijfeld, wanneer we elders lezen, dat onder de regering van Keizer Kang-hu in China de eerste grote triangulatie ter wereld werd uitgevoerd, met het doel om daarnaar kaarten te ontwerpen, en dat de daarvoor gevorderde metingen tussen 1708 en 1716 werden verricht door de Franse Jezuïeten paters Regis, Fridelli, Maillac, Bonjour e. a. 8). Het samenbrengen van dergelijke gegevens opent steeds weer nieuwe uitzichten, waardoor onze blik op en ons inzicht in de groei van het weten op landmeetkundig gebied slechts kan worden verruimd en verdiept. Uitbreiding van onze kennis van het leven en de werkzaamheid 36 5) J. Mulder, De Hyp. en Kad. BoekhoudingII Tiel 1916 blz. 46 (omgewerkte druk van A. Soutendijk). 6) Van Beurden, De werkdadige meetkunst der oude Egyptenaren K. en L. jg. 1888 blz. 8. 7) Van Beurden, Eene Limburgsche DriehoeksmetingK. en L. jg. 1892 blz. 18 e. v. 8) J. Lelewel, Géographie du Monde, aangehaald door P. J. H. Boudet, Leven en werken van W. Jr. Blaeu, Utrecht, 1871 blz. 76.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 4