van oud-Nederlandse landmeters kan uit de aard der zaak onze
zienswijze doen veranderen t.a.v. vroeger gehuldigde meningen.
Een voorbeeld moge dit verduidelijken: de heer Van Riel schreef
in zijn hier vóór reeds aangeduide studie over de Rotterdamse
„landmeter" Pierre Ancelin, dat het landmeten in de 17e eeuw
een kunst was, die door mondelinge overlevering, door voorbeeld
van de meester en navolging van de leerling van geslacht op ge
slacht overging. Ongetwijfeld is deze voorstelling van zaken in
haar algemeenheid onjuist en te wijten, alweer, aan de omstandig
heid, dat ook de heer Van Riel niet bekend was met de moeilijk
toegankelijke (want in onze kringen nagenoeg onbekende) bron
nen, die b.v. vermelden dat sinds 1602 gedurende een reeks van
jaren op de Leidse Universiteit door de Senaat diploma's werden
uitgereikt aan degenen, die zich hadden bekwaamd in de „conste
van landmeteryeIn dit verband is het misschien wel
dienstig, (vooruitlopende op een artikel hierover), te wijzen op de
opleiding tot landmeter, welke in 1646 volgens eigentijdse uit
lating van de „Nederduyts Professor Matheseos Frangois van
Schooten den jonge" ook ,,in andere provinciën bij de Professoren
van den Academiën aldaer mede geschiet".
Stoot kwam van „buitenstaanders"*
En hiermee zitten we eigenlijk midden in het vraagstuk der
bronnenstudie. Wat in de loop der jaren op dit gebied vanuit
onze kringen werd verricht en gepubliceerd, is, gelijk wij in mijn
inleiding reeds konden opmerken, nog maar bitter weinig. De
beslissende stoot tot bestudering van het leven en het werk van
oud-Nederlandse landmeters kwam van buiten onze professie.
Niet uit ónze kring, doch uit die van oudheid- en aardrijkskun
digen, uit die van kaartkenners en van archivarissen werden in
de loop der jaren de bouwstoffen aangedragen. Wanneer wij iets
te weten willen komen van het leven en het werk van de land
meter Nic. Cruquius, dan belanden we niet Bij een prof. in de
geodesie, doch moeten bij prof. dr. Sneller te biecht9). Het leven
van de 16e eeuwse landmeter Jan Potter werd beschreven door
de archivaris dr. Wiersum 10). Niet een „kadasterman" bracht
ons in kennis met het prachtig 16e eeuwse meetwerk van de
Leidse stadslandmeter Mr. Salomon Davindszn van Dulmenhorst,
doch een „buitenstaander" als W. Pleyte11). De kaartkenner bij
uitnemendheid, wijlen dr. F. C. Wieder, die speciaal naar
Florence reisde om de kaart van Nieuw-Amsterdam en haar Hol
landse maker te ontdekken12) en die, als eerste, wees op de
37
9) Prof. Dr. Z. W. Sneller, Rotterdams bedrijfsleven in het verleden, A'dam
1940 blz. 185 e. v.
10Dr. E. Wiersum, De 16e eeuwsche landmeter Jan Potter en zijne werken
T.A.G. jg. 1911.
11W. Pleijte, Leiden vóór 300 Jaren en Thans, Leiden 1874.
12Dr. F. C. Wieder, Onderzoek naar de oudste kaarten v. d. omgeving
v. New York, T.A.G. jg. 1918.