Brabant betreffende een complex gronden van 540 ha, ge legen onder Eindhoven en Veldhoven. Het is een sociaal belang van de eerste orde, dat grond verbetering door ruilverkaveling thans met de meeste energie wordt voortgezet. Commissie voor Landschapsverzorging. De Nederlandse Heidemaatschappij heeft een commissie van landschapsverzorging ingesteld, waarvoor uitgenodigd zijn: mr. S. baron van Heemstra, voorzitter, ir. P. Verhagen, stede- bouwkundige, prof. ir. J. T. P. Bijhouwer, hoogleraar in Wage- ningen, ir. G. A. Overdijkink, houtvester bij het Staatsbosbeheer, ir. F. P. Mesu, directeur van de cultuurtechnische dienst, dr. ir. C. K. van Daalen, inspecteur van de Landbouw, H. Manders, lid van de voorlopige Natuurbeschermingsraad; vier leden van de Stichting voor de Landbouw, ir. W. Hudig, eerste secretaris en ir. G. Memelink, tweede secretaris. Deze commissie heeft tot taak het propageren van een goede landschapsverzorging. Zij zal op dit terrein advies geven aan par ticulieren, gemeenten, waterschappen en provincies. Het ligt niet in de bedoeling, dat de Heidemaatschappij als werklichaam zich in de eerste plaats met de uitvoering belast. Men wil er naar stre ven, om ook zoveel mogelijk de particuliere landschapsarchitecten in te schakelen en daardoor meer belangstelling voor dit werk te kweken. Men wil hierdoor de tegenstellingen overbruggen, welke er in de laatste tijd tussen de agrarische bevolking en de natuur beschermers zijn ontstaan, om in het belang van de landbouw en een goede landschapsverzorging de bestaande vraagstukken ge zamenlijk op deskundige wijze op te lossen. Landaanwinning in de Tweede Kamer. Tijdens de behandeling van de Rijksbegroting voor 1949 (Ver gadering Tweede Kamer 25 Jan., Handelingen blz. 980) heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat medegedeeld, dat de land aanwinning buiten de inpolderingen in het IJsselmeer met kracht is aangevat. Het betreft hier een werk van zeer lange adem, omdat de aanslibbing, ook al wordt deze door allerlei hulpmiddelen kunst matig bevorderd, slechts in een zeer langzaam tempo plaats heeft. Er wordt thans, op verzoek van de Rijkswaterstaat, in T.N.O.- verband onderzocht welke minimumeisen tegenwoordig door de landbouw worden gesteld aan de zwaarte van de kleilaag, omdat het mogelijk scheen, dat, in verband met de huidige inzichten van de landbouwwetenschap en de moderne bemalingstechniek, eerder tot inpoldering kan worden overgegaan dan vroeger wenselijk werd geoordeeld. 119

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 31