De kosten van het maken van de dijk en van de kunstwerken voor de ontwatering zijn zeer hoog, zodat de in te polderen opper vlakte toch zekere miniumumafmetingen moet hebben, wil het werk economisch enigermate verantwoord zijn, ook al kent men daarbij aan het ingepolderde gebied een belangrijk hogere waarde toe dan uitsluitend de verkoopwaarde van de grond. De belangrijkste punten, waar men thans met landaanwinning bezig is, zijn de volgende: Langs de Fries-Groningse waddenkust en in de Lauwerszee, waar door een stelsel van rijzen dammen en door het planten van daarvoor geëigende gewassen de bezinking van het slib wordt bevorderd. Met deze werken was men vóór de oorlog reeds be gonnen. Door gebrekkig onderhoud gedurende de oorlog hadden de hulpwerken hier ernstig geleden. De schade is thans hersteld en er wordt geregeld voortgewerkt aan de uitbreiding van de hulpwerken. Men mag hier vruchtbare resultaten van verwachten. Twee nieuwe polders: de Linthorst Homanpolder en de Emma- polder, beide op door particuliere eigenaren aangewonnen slikken, doch de laatste van Rijkswege bedijkt, zijn hier kortgeleden na genoeg gereedgekomen. De Emmapolder was feitelijk nog te smal voor indijking, doch werd ter hand genomen met het oog op de belangen van de voedselvoorziening. Voorlopig is hier aan de waddenkust niet aan verdere inpoldering te denken. In de Dollard wordt soortgelijk landaanwinningswerk als van Rijkswege aan de Fries-Groningse kust ter hand werd genomen door de Provincie Groningen uitgevoerd. In Zeeland wordt in de Schelde het z.g. Verdronken Land van Saeftingen, met dezelfde hulpmiddelen als in Friesland en Gro ningen, weer gedeeltelijk teruggewonnen. De oppervlakte is ook hier nog niet van die aard, dat tot inpoldering kan worden be sloten. Bovendien zijn de onderzoekingen naar de invloed van inpoldering hier op het regime van de Schelde nog niet beëindigd. Verder de Braakman, die Oost- en West-Zeeuwsch-Vlaan- deren scheidt en die voor een belangrijk deel voldoende hoog op gewassen is om tot indijking van althans het zuidelijke deel ter grootte van plm. 850 ha te kunnen besluiten, terwijl het misschien mogelijk is om een nog grotere oppervlakte ineens mee te nemen. Hier is nog een moeilijkheid met België ten aanzien van de afwatering, die voorlopig in de weg staat aan het aanvatten van dit plan. Dan zijn er nog de z.g. Slikken van de Heen, welke grenzen aan de dam, die St. Philipsland met de vaste wal van Noord- Brabant verbindt en die voldoende hoog zijn om te kunnen worden ingepolderd, waardoor ongeveer 225 ha gewonnen kan worden. Tenslotte komt in aanmerking het gedeelte van het Zuider-Sloe, dat grenst aan de Sloedam tussen Walcheren en Zuid-Beveland ter grootte van ongeveer 425 ha, waarvan te verwachten is, dat in 120

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 32