danig dat hij somtijds niet in staat was iets nae behooren te doen,
veelmin syn employ waaraan soo veel gelegen is nae behooren
waar te nemen."
De belangrijkheid van het landmeterschap voor de ontsluiting
van overzees gebied blijkt ook wel uit de uitzending van iemand
als landmeter W* C, Hattinga, luitenant-ingenieur van de Prins
van Oranje en in 1750 door deze belast met de opmeting van
Walcheren (een in de 18e eeuw beroemd landmeetkundige).
Hattinga vertrok in 1755 naar Berbice 30(Brits Guyana). Ook
hij hield het in de West niet uit, werd in 1673 wegens verre
gaande dronkenschap ontslagen en weggestuurd. Doch zó groot
was zijn faam als vakman, dat Hattinga reeds kort na z'n terug
komst in de Nederlanden een aanstelling tot ingenieur in z'n
geboortestreek Staats-Vlaanderen verkreeg en niet veel later al
daar werd benoemd tot Opzichter-generaal van 's lands zeewerken.
Ook in andere volksplantingen?
Ongetwijfeld zal het de opmerkzame lezer zijn opgevallen, dat
in dit artikel alleen de landmeters-buitengaats uit de volksplan
tingen in Nieuw-Amsterdam, Guyana en het toenmalige Oost-
Indië ter sprake zijn gekomen. De redenen van deze onvolledigheid
zijn eensdeels een schaarste aan gegevens over de werkzaamheid
van oud-Nederlandse geodeten in de vroegere Kaapkolonie,
andersdeels de afwezigheid (bij mijn weten) van berichten van
17e eeuwse landmetende Nederlanders in de nederzettingen van
de West-Indische Compagnie in Brazilië. Toch hoopt schrijver
dezes t.z.t. in deze leemte te kunnen voorzien. Het is hiermee zó
gesteld, dat al vast staat dat Nederlandse landmeters in dienst
van de O.I.C. reeds kort na de stichting van het vlootstation aan
Kaap de Goede Hoop aldaar werkzaam zijn gesteld. In Zuid-
Afrikaanse archieven berusten metingsstukken, daterende uit de
jaren 1657 en later, opgemaakt door collega's van Cortelyou en
Van Berckenrode (zie het artikel van Van der Sterr in jg. 1912
van het Journal of the Institute of Land Surveyor of the Transvaal).
Ook voor wat de oud-Nederlandse landmeterij in Brazilië be
treft, kunnen we verwachten, dat in de toekomst nog wel het een
en ander aan het licht zal komen. Immers, niet alleen de aan
wezigheid van landmeters in onze 17e eeuwse volksplantingen
elders in de wereld wijst op de werkzaamheid van deze pioniers
in alle nederzettingen, doch ook de omstandigheid, dat Johan
Maurits van NassauSiegen (Maurits de Braziliaan) over de
Braziliaanse kolonie het bevel voerde van 1637 tot 1644. Na de
inbezitname in 1630 van Olinda en het Recief nam Nassau al
daar het bewind in krachtige handen en stichtte er, behalve een
paar forten, de plaats Mauritsstad, welke stichting de bekende
95
30) F. NAGTGLAS, Levensberichten van Zeeuwen, 2e aflevering, Middelburg
1889, blz. 348.