Bepaling van de onbekende straal Rx.
Hierbij is aangenomen, dat T3 (tangentpunt van de booggedeel-
ten Rx en R2100) op het booggedeelte R 2100 m valt. De
plaats van het punt T5 was ongeveer bekend (uit de ontwerpteke
ning), de coördinaten hiervan werden gevonden door berekening
van een punt op de boog R 1502 m, dat in overeenstemming
was met de plaats, die volgde uit de ontwerptekening. Uit de co-
ordinaten van T5, M1510.50 en M2100 volgen de kaarthoeken
T5 M1510.50 en M1510.50 M2100, waaruit dus hoeg /3 volgt
(zie fig. 3). De afstand PQ volgt uit de coördinaten van de punten
P en Q.
QR 2100 Rx. PR Rx 1502.
PR QR PS (Rx 1502) +,(2100 Rx) 598.— m.
Door toepassing van de cos. regel volgt de afstand QS. Hoek y
PQ sin J3
volgt uit: sin y sinusregel)In A QRS kan nu
QS
QR gevonden worden, weer door toepassing van de sinusregel.
QR is dus nu bekend, waaruit de grootte van de onbekende straal
Rx volgt. Hiervoor werd gevonden 1614.65 m. De coördinaten van
T3 volqen weer uit richtinq en afstand. (T3 laq inderdaad op qe-
deelte R 2100 m).
De uitzetting op het terrein.
Bij de uitzetting op het terrein werd de volgende methode ge
volgd. Het booggedeelte T3T5 werd in gelijke stukken van
ongeveer 100 m verdeeld, de coördinaten van drie punten berekend,
en aan de meetkundige grondslag vastgelegd. Deze hoofdpunten
werden op het terrein uitgezet, de detailpunten (één punt op elke
20 m, ook weer op gelijke afstand) volgden door uitzetting vanuit
de verkregen koorden (door de lijnen, die de hoofdpunten verbin
den en dus alle even lang zijn). Voor het gedeelte T5 tot eind
overgangsboog werd dezelfde methode toegepast. iDe uitzetting
van de overgangsboog geschiedde vanuit de spooras II, welke as
ook aan de meetkundige grondslag werd vastgelegd.
De uitzetting op het terrein geschiedde aan de hand van ieen uit-
zettings-veldwerk.
Iets over hel beginsel van de planimeler
door D. DE VRIES.
Ieder die voor 't eerst met de planimeter kennis maakt, vraagt
zich met verbazing af, hoe het toch mogelijk is de oppervlakte van
een figuur na het doorlopen van de omtrek met stift of loupe, een
voudig uit de afwikkeling van het meetrolletje af te leiden.
137